Twee houtmonsters van een boomstamput (S40, vnr. 65) en drie houtmonsters van een tonput (S60, vnr. 496, 501 en 502) zijn ingezet voor dendrochronologisch onderzoek. De boomstamput dateert vermoedelijk in het begin van de Late Middeleeuwen (1250-1350) en de tonput dateert in de late middeleeuwen of de nieuwe tijd. De boomstamputten zijn in 2022 opgegraven op de site Budel-De Borgh door VUhbs (Archisnr. 5296748100).
De meting aan de twee delen van de boomstamput resulteerden in een meetreeks 24BU_1_2_T met een lengte van 77 jaarringen, waarvan 27 spinthoutringen met een wankant. De vergelijkingen van de meetreeksen 24BU0010, 23BU0020 en 24BU_1_2_T hebben geen match opgeleverd met de beschikbare referentiekalenders. De uitgeholde boomstamput blijft in dit onderzoek ongedateerd.
De metingen aan de drie duigen clusteren onderling tot gemiddelde 24BU_3_4_5_TG met een lengte van 114 jaarringen die dateert met diverse referentiekalenders. Door het ontbreken van spinthout bij de duigen, is het niet mogelijk om vast te stellen hoeveel jaarringen er ontbreken tot de wankant. Het dendrochronologische onderzoek kan daarom enkel een vroegst mogelijk sterfjaar van de drie duigen vaststellen, namelijk: ná 1412 ± 6 jaar, ná 1420 ± 6 jaar en ná 1418 ± 6 jaar. Deze vroegst mogelijke kapdata uit van een spintmarge van 20 ± 6 volgens Hollstein. De jongste datering ná 1420 ± 6 is leidend voor de datering van het spoor. Voor de bouwfase en datering van de waterput dient een ruimere interpretatie te worden meegewogen met een uitloop in de tweede helft van de 15e eeuw. De ruimere interpretatie omvat een de marge van meerdere decennia voor ontbrekend hout en ten compensatie voor de gebruiksduur en roulatie van de ton.