In opdracht van het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden zijn diverse herinrichtingsmaatregelen aan de oever van de Kromme Rijn archeologisch begeleid door RAAP. De werkzaamheden vonden plaats langs de westelijke oever van de Kromme Rijn. Het betrof voornamelijk het verwijderen van de bestaande beschoeiing en het plaatsen van de nieuwe. Op voorhand was besloten enkele zones actief te begeleiden. Dit betrof de locatie ter hoogte van huis Cammingha en de locatie die in de historische kern van Bunnik was gelegen. Al gauw bleek dat de werkzaamheden op de meeste locaties beperkt bleven tot het verwijderen van de bestaande beschoeiing. Om die reden is op de meeste locaties slechts een passieve archeologische begeleiding uitgevoerd.Ter hoogte van het terrein achter Langstraat 6 en 8 waren de graafwerkzaamheden iets omvan grijker, waardoor het mogelijk is geweest een profiel te documenteren. Op deze locatie zijn oeverafzettingen op beddingafzettingen aangetroffen. In de oeverafzettingen hebben zich twee cu ltuurlagen gevormd die dateren in de Nieuwe Tijd. Ter hoogte van huis Cammingha zijn enkele funderingen aangetroffen, zoals een steunbeer behorend bij de oude (eind 14e eeuwse) buitengevel. Ook is waarschijnlijk een deel van een oude kademuur aangetroffen. Op basis van het bakstenenformaat is deze muur niet nader te dateren. Wel is de kademuur jonger dan de oude buitengevel. Deze funderingen horen bij het terrein van huis Cammingha. Zoals te verwachten was, is er vondstmateriaal aangetroffen dat dateert vanaf de Late Middeleeuwen. Het betreft aardewerk, glas en bouwmateriaal. Ook is er een fragment van een menselijke schedel aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen voor aanwezigheid van oudere vindplaatsen.De uitgevoerde werkzaamheden betroffen slechts kleine ontgravingen, op een beperkt aantal locaties achter de recente beschoeiing. Toch is op basis van deze kleine ontgravingen gebleken dat met name op deellocatie A en deellocatie C de bodem achter de voormalige beschoeiing nog intact is. Met toekomstige graafwerkzaamheden op deze locaties dient men rekening te houden met een hoge verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van oudere vindplaatsen zijn niet aangetroffen.