In opdracht van familie Hayen-Visser heeft RAAP in november-december 2019 een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Waarderweg 20 te Montfort in de gemeente Roerdalen. Het onderzoek vond plaats in het kader van een nieuw bestemmingsplan. Dit is nodig om de in het plangebied aanwezige manage uit te kunnen breiden.BureauonderzoekHet plangebied bevindt zich op het hoogste en oudste Maasterras dat is gevormd in het Saalien. Op dit maasterras zijn dekzanden en rivierduinzanden afgezet in het Laat Pleistoceen en Vroeg Holoceen. De dekzanden en rivierduinzanden vormden vrij vlakke landduinen met bijhorende vlakten en laagten. In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich een laagte (een uitblazingsbekken). In de zanden zijn in de loop van het Holoceen vorstvaaggronden en gooreerdgronden ontstaan. Ten noorden van het plangebied zijn veel vondsten aangetroffen. Het gaat om vuurstenen artefacten uit overwegend het mesolithicum en neolithicum, aardewerk uit de bronstijd en ijzertijd, aardewerk uit de Romeinse tijd tot en met nieuwe tijd en granaatscherven en munitie uit de Tweede Wereldoorlog. In het Vlootbeekdal, ten zuiden van het plangebied, is een Romeinse muntschat gevonden.Het noordelijk deel van het plangebied bestond al vanaf het begin van de 19e eeuw uit akkerland. In het zuidelijk deel van het plangebied ligt een uitblazingsbekken dat in gebruik was als weiland. De toponiem Craeppoel van dit uitblazingsbekken wijst waarschijnlijk op de nattere omstandigheden in dit deel van het plangebied. Het uitblazingsbekken is in 1922 als akkerland in gebruik genomen. Het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied werden gescheiden door een weg. In het plangebied staat sinds 1951 een woonhuis en sinds 2001 een grote paardenstal. De rest van het terrein bestaat uit een gravelveld, rijbakken en weides.In de hogere delen van het plangebied worden laat-paleolithische en mesolithische kampementenverwacht die gekenmerkt worden door een vuursteenconcentratie aan het maaiveld. Nederzettingssporen en akkers uit de periode neolithicum tot en met middeleeuwen worden ook in de hogere delen verwacht. Deze worden gekenmerkt door sporen en vondsten vanaf 30 cm -mv. Uit de nieuwe tijd worden sporen en vondsten verwacht van de weg en akkers vanaf 30 cm -mv.VeldonderzoekIn het noorden van het plangebied zijn oeverafzettingen aangetroffen op 27,91 en 28,11 meter boven NAP, die mogelijk aan het Maasterras uit het Saalien gekoppeld moeten worden. In het rest van het gebied komen alleen dekzanden of rivierduinzanden voor als intacte gronden. In een groot deel van het terrein zijn lichtgrijze C-horizonten aangetroffen die duiden op een natte bodem. Daarnaast komen in het zuidelijk- en westelijk deel van het plangebied steilranden voor aan de grenzen van het plangebied, die er op duiden dat daar mogelijk diep is afgegraven. In het oosten van het plangebied komen nog intacte bodemprofielen voor met verbruiningskenmerken, wat wijst op een van oorsprong relatief vruchtbare bodem.Alleen het oostelijk deel heeft nog een archeologische verwachting voor sporen en vondsten uit de periode neolithicum tot en met middeleeuwen voor akkers en huisplaatsen en voor sporen van akkers en de weg uit de nieuwe tijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen voorkomen vanaf 40 cm -mv. Wanneer er in dit deel van het plangebied verstoringen gaan plaatsvinden, dan wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven. In de rest van het gebied worden op basis van de resultaten van het veldonderzoek geen vindplaatsen meer verwacht. De aangetroffen bodems zijn ofwel verstoord ofwel te nat voor bewoning, akkers en begraving.
Date: 2019-12-02