Op 25, 26 en 27 mei heeft ADC ArcheoProjecten in opdracht van de gemeente Roermond een archeologisch onderzoek uitgevoerd bij het schorsdepot te Swalmen. Dit onderzoek betrof het begeleiden van de afgraving van de schorslaag in het depot, om mogelijke archeologische resten, die tijdens het grondverzet tevoorschijn kwamen, te kunnen documenteren. Het onderzoek werd uitgevoerd conform het protocol IVO-P. Op de geologische kaart van Nederland ligt het plangebied op de grens van stroomgordelafzettingen van de Maas en de Swalm, en rivierafzettingen die plaatselijk bedekt zijn door jongere pleistocene afzettingen met dekzand. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op de grens van een zwak golvend dalvlakteterras dat bedekt wordt door dekzand, en een beekdalbodem van de Swalm met meanderruggen en geulen. De bodem in het plangebied bestaat volgens de bodemkaart uit hoge bruine enkeerdgronden en in het zuiden uit moerige eerdgronden. Het pakket dat is afgegraven bestond uit ophogingslagen (schors en humeus zand) die zijn opgeworpen en dikwijls weer afgegraven, ten tijde van het gebruik van het terrein als schorsdepot. Het was niet mogelijk om de bovengeschetste grens tussen dalvlakteterras en beekdalbodem vast te stellen, doordat slechts aan de zuidzijde gedeeltelijk tot onder de schorslaag en in de natuurlijke ondergrond (een mengeling van zandige, kleiige en grindige lagen) is gegraven. In de ophogingslagen bevonden zich geen archeologische resten. In het deel dat is ontgraven tot onder de schorslaag zijn verspreid over het vlak enkele scherven steengoed aangetroffen. De scherven dateren in de 13e-14e eeuw en de 18e-19e eeuw. Het is niet duidelijk of deze scherven in situ lagen. Op dit niveau zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Dat er op een dieper niveau nog archeologische resten aanwezig zijn is door de verstoring van de activiteiten van het schorsdepot niet waarschijnlijk (een mogelijk archeologisch niveau lijkt al verdwenen), maar kan ook niet geheel worden uitgesloten. De overige onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld, kunnen op basis van de resultaten van dit onderzoek niet voldoende worden beantwoord. Er moet dan ook geconcludeerd worden dat er geen behoudenswaardige vindplaats is aangetroffen.