Bureau voor Archeologie heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringenuitgevoerd voor bouwwerkzaamheden aan de Zijveling 5te Ommeren. De vraagstelling van het onderzoek luidt: hoe kan rekening gehouden worden met eventuele archeologische waarden bij de voorgenomen ontwikkeling? Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocollen 4002 en 4003. In het kader van het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.De beoogde ingreep bestaat uit de bouw van een stal, een vanggebouw, loods, opslagruimte en een ruimte voor de af- en aanvoer van varkens.Het plangebied ligt in archeologisch landschap 'Rijn-Maasdelta'. In de ondergrond van het plangebied zijn oeverafzettingen van de Ommeren beddinggordel aanwezig. Deze zijn bewoonbaar vanaf het Neolithicum. Het plangebied ligt buiten de bekende historische kernen en bebouwingslinten. Op historische kaarten is het plangebied onbebouwd. Archeologische resten gerelateerd aan bewoning uit de Nieuwe tijd worden daarom niet verwacht.Uit het booronderzoek blijkt dat in de ondergrond van het plangebied bedding- op oeverafzettingen aanwezig zijn. In het oosten liggen de oeverafzettingen op een dieper niveau en worden ze afgedekt door komafzettingen.Bij het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren, archeologische lagen of potentiële bewoningsniveaus aangetroffen. Daarom zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat toch archeologische resten worden aangetroffen bij de graafwerkzaamheden. Indien in de uitvoeringsfase van de sloop-, bouw-, sanerings- of graafwerkzaamheden archeologische resten aan het licht komen dan wel dat men redelijkerwijs kan vermoeden dat het om archeologische resten handelt, dienen deze zo spoedig mogelijk gemeld te worden. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet.Opdrachtgever verplicht de aannemer om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de graafwerkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten zo spoedig mogelijk te melden bij de lokale overheid, de gemeente en (eventueel in samenspraak met de lokale overheid) bij de Minister van OCW, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.
Zijveling 5, Ommeren, gemeente Buren: een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen
Date: 2017-11-13 (startdatum)
Date: 2019-03-12 (einddatum)