In opdracht van de gemeente Ede heeft RAAP op 25 juni 2025 een archeologisch vooronderzoek in de
vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het
plangebied Ginkel te Ede in de gemeente Ede.
Het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) heeft tot doel de archeologische verwachting
voor het gebied te toetsen door de geo(morfo)logische en/of bodemkundige opbouw en eventuele
bodemverstoringen in kaart te brengen. Deze onderzoeksfase is onderdeel van het traject van archeologisch vooronderzoek dat als einddoel heeft de archeologische waarde van het terrein, dan wel de
archeologische vindplaats vast te stellen.
Op de CHW heeft dat het plangebied een deels hoge, en een deels lage archeologische verwachting en
is sprake van een dun plaggendek. Uit de uitgevoerde grondboringen in het plangebied is echter
gebleken dat van een (dun) plaggendek geen sprake is. Daarentegen bestaat de bodem uit een
veldpodzolbodem en in het noordoosten uit een nat bodemtype (beekeerd- of gooreerdgrond). De top
van het bodemprofiel is doorgaans tot 30-50 cm door ploegen verstoord.
De top van het archeologische sporenniveau is verdwenen door ploegen en egalisatie en/of erosie. Er
zullen alleen zeer diepe grondsporen bewaard kunnen zijn gebleven.
Vooralsnog zijn geen archeologische resten in het plangebied gevonden en in de (wijde) omgeving
evenmin. De kans dat bij de uitvoering van voorgenomen graafwerkzaamheden archeologische resten
worden verstoord is klein.
Gelet op de geconstateerde verstoringen en het ontbreken van aanwijzingen voor archeologische
resten wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de
Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. In heel het plangebied kan probleemloos
tot 20 cm -mv afgegraven worden zonder dat daarbij archeologische resten worden aangetast. Bij de
gewenste afgraving van 40 cm komt op veel plaatsen de ongeroerde, natuurlijke ondergrond bloot te
liggen. Hoewel de kans zogezegd klein is dat er daarbij archeologische grondsporen tevoorschijn
komen, is dit op voorhand niet geheel uit te sluiten. Daarom wordt geadviseerd om bij de uitvoering van
de graafwerkzaamheden een archeologische inspectie uit te voeren.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan is
conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht
(vondstmelding via ARCHIS).
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Ede, deze al dan
niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.