In opdracht van de gemeente Uitgeest heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in maart 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met het in voorbe- reiding nemen van het bestemmingsplan in het plangebied HMS-terrein in de gemeente Uitgeest. De gemeente is voornemens het plangebied in te richten als woningbouwlocatie. De precieze diepte van de ingrepen is nog niet bekend. Het archeologische onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het onderzoek was het opstellen van een gespecificeerde verwachting. Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaat- sen uit de periode IJzertijd t/m Vroege Middeleeuwen op de kreek-oeverwal- systemen. Deze resten kunnen afhankelijk van de dikte van een aanwezige ophogingslaag direct onder de bouwvoor voorkomen. Kenmerkend voor dit deel van het Oer-IJ estuarium zijn de reeksen van terpjes (Late IJzertijd-Vroeg Romeinse tijd) op kreekruggen of kwelderafzettingen (Lange e.a., 2004). De aanwezigheid van dergelijke terpjes kan niet worden uitgesloten in het plan- gebied. In 2004 is direct ten zuiden van het plangebied een vindplaats uit de Late IJzertijd-Vroeg Romeinse tijd aangetroffen; de kans is zeer groot dat deze vindplaats tot in het plangebied reikt (ter plaatse van de bestaande bebou- wing). Het is niet duidelijk in welke mate deze vindplaats verstoord is door de in het plangebied aanwezige bebouwing. Voor lagen onder de afzettingen van het Oer-IJ geldt een middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Neolithicum t/m Bronstijd op de strandwal aan de westzijde van het plangebied. Tot hoe ver oostelijk deze strandwal reikt, is niet bekend. Mogelijk is deze strandwal echter (gedeeltelijk) geërodeerd door de in het westelijke deel van het plangebied aanwezige geul, die in het laatste millennium voor Chr. actief was. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een leiding van de gasunie. Welke omvang de verstoringen als gevolg van de aanleg van deze leiding hebben, is niet bekend. Dit geldt tevens voor de provinciale weg N203 en de daar aanwezige kabels en leidingen ten noorden van het plangebied. Op basis van de resultaten van het onderzoek ter hoogte van deze weg in het kader van de verlenging van de spoortunnel De Kleis, wordt aangenomen dat de bodem onder de weg tot minimaal 1 m -Mv is verstoord. om een karterend booronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek heeft het opspo- ren van eventueel aanwezige archeologische waarden tot doel. Bovendien kan met dit onderzoek meer inzicht worden verkregen in de geologie en de aan- wezigheid van ophogingen en verstoringen. Ter plaatse van de Provinciale Weg N203 is geen vervolgonderzoek noodzake- lijk indien de ingrepen niet dieper reiken dan 1 m -Mv. Bij ingrepen dieper dan 1 m -Mv wordt een karterend booronderzoek geadviseerd. Omdat de kans op aanwezigheid van een vindplaats uit de Late IJzertijd-Vroeg Romeinse tijd groot is, wordt voor het oostelijke deel van het plangebied na de sloop van de bebouwing een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen. Geadviseerd wordt om daartoe de bebouwing in eerste instantie af te breken tot aan het maaiveld. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met de drs. R. van Eerden van de provincie Noord- Holland.