SamenvattingTransect heeft op 12 november 2014 een archiefonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, door middel van boringen uitgevoerd voor het plangebied Clarissenhof in Tilburg (gemeente Tilburg). De aanleiding voor het onderzoek is een bestemmingsplanprocedure. Het huidige bestemmingsplan Spoorzone voldoet niet aan alle eisen en dient verder gedetailleerd te worden in een aantal herzieningen om toekomstige ontwikkeling tot woonwijk van het terrein mogelijk te maken. Als onderdeel hiervan is archeologisch vooronderzoek noodzakelijk op grond van het gemeentelijk beleid. Uit het verkennend booronderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:• Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem van het plangebied oorspronkelijk uit dekzand heeft bestaan. Het dekzand is gezien de gelaagdheid en slechte sortering verspoeld vanaf het zuiden naar het noorden, wat wil zeggen dat het na afzetting door de wind later door stromend (smelt)water is verplaatst en elders opnieuw is afgezet. Dit bevestigt het beeld vanuit de paleogeografische kaart van Tilburg, op basis waarvan het plangebied op de grens van een zuidelijk gelegen rug naar een noordelijk gelegen dalflank zou liggen. Het plangebied bevindt zich derhalve op een landschappelijke gradiënt, waar het dekzand vanaf de rug naar de dalflank kon afstromen.• De bodem in het plangebied is in alle boringen die tot het dekzand konden worden doorgezet tot in de C-horizont verstoord, getuige de abrupte laagovergangen en in meerdere gevallen de brokken zand uit de C-horizont in de bovenliggende laag. Gezien de verwachting vanuit het bureauonderzoek dat dekzand reeds vanaf maaiveld aangetroffen kon worden, kan gesteld worden dat circa 1-2 m van het oorspronkelijke bodemprofiel is omgewerkt. Het omgewerkte bodempakket bevat een aanzienlijke hoeveelheid baksteenbrokken en –spikkels en ander materiaal uit de Nieuwe Tijd, dat zeer waarschijnlijk verband houdt met de in de 20e eeuw gesloopte 19e-eeuwse bebouwing in het plangebied. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor archeologische (nederzettings)resten van vóór de Nieuwe Tijd, noch van intacte resten uit de Nieuwe Tijd zelf. AdviesOp basis van het booronderzoek kan de archeologische verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum – Late Middeleeuwen binnen de maximale boordiepte van het onderzoek (250 cm –Mv) worden bijgesteld naar laag op die locaties waar de boringen tot in het dekzand konden worden doorgezet. Er zijn geen begraven fossiele bodems (paleosols) aangetroffen in de boringen. Het is echter niet uit te sluiten dat deze zich dieper in het dekzand bevinden, beneden de maximale boordiepte van dit onderzoek. Ter plaatse van de boringen die zijn gestaakt in puinverharding bestaat theoretisch gezien nog een archeologische verwachting, maar op basis van de resultaten van de omliggende boringen wordt deze verwachting eveneens laag geacht.Voor wat betreft de Nieuwe Tijd wijzen o.a. de hoeveelheden baksteenbrokken en –spikkels waarschijnlijk op resten van de in de 20e eeuw gesloopte 19e-eeuwse bebouwing op het terrein, zoals het St. Rochusgesticht en St. Josephgesticht en mogelijk enkele huizen in de zuidoostelijke hoek van het terrein. Deze resten bevinden zich in een omgewerkt bodempakket. Het aantreffen van intacte (nederzettings)resten uit deze periode wordt dan ook laag geacht.Er bestaat in archeologisch opzicht geen concreet bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Er hoeven ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (AMZ) geen aanvullende maatregelen te worden genomen. Het is theoretisch nog wel mogelijk om begraven bodems aan te treffen, dieper in het dekzand. Op het moment dat tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische zaken worden aangetroffen, geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een wettelijke plicht deze vondsten te melden bij de bevoegde overheid (gemeente Tilburg). Bovenstaande is een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het bevoegd gezag (de gemeente Tilburg) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met archeologie in het plangebied.