Laagland Archeologie heeft in mei 2023 een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd op de locatie Vlintweg naast nr. 31 te Valthe. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de ruimtelijke procedure rondom een bestemmingsplanwijziging van een terrein met een oppervlakte van circa 2.500 m2.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd. Uit dit bureauonderzoek blijkt dat de locatie deel uitmaakt van AMK-terrein 14351, met een hoge archeologische verwachting. Het gaat om resten van een urnenveld en er zijn aardewerkfragmenten uit het Neolithicum gevonden. Dit gedeelte van de Hondsrug is, zo getuige de vele AMK-terreinen, een zeer rijk archeologisch gebied. Het terrein ligt op de oostelijke flank en kent een natuurlijk hoogteverschil van circa 2 meter over een afstand van 50 meter. Door het opbrengen van grond in de oorspronkelijk laaggelegen zuidpunt is het hoogteverschil afgenomen. Uit oude kaarten blijkt dat het plangebied tot circa 1900 in gebruik was als woeste grond, later werd ten oosten een trambaan aangelegd, die lag tussen de Vlintweg en de Exloërweg .Om de aard en gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek bestond uit het plaatsen van 7 verkennende boringen tot maximaal 150 cm -mv. Onder een bouwvoor van circa 25 cm zijn in de noordwesthoek redelijk intacte podzolbodems aangetroffen. In het overige deel van het plangebied is de bodem verploegd tot in de C-horizont waarbij in de zuidoostzijde een laag opgebrachte grond aanwezig is. Er zijn geen aanwijzingen voor een archeologische laag aangetroffen. Indien in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn dan betreft het diepe grondsporen, met uitzondering van de noordwesthoek waar de bodem nog gaaf is en ook ondiepe grondsporen verwacht kunnen worden.Geadviseerd wordt om bodemverstoring dieper dan 25 dan wel 55 cm (zuidoosthoek) zoveel mogelijk te voorkomen. Mochten in het plangebied graafwerkzaamheden dieper dan deze waarden voorzien zijn, dan wordt aangeraden om voorafgaand aan het graafwerk een archeologisch proefsleufonderzoek uit te voeren in het te verstoren gebied. Mocht het te verstoren gebied kleiner zijn dan 200 m2 dan zou het gravend onderzoek ook uit een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden kunnen bestaan om zo de archeologische- met de bouwwerkzaamheden te combineren. voor zowel een proefsleuvenonderzoek als een archeologische begeleiding is een door het bevoegd gezag goed te keuren Programma van Eisen benodigd.De implementatie van dit advies is in handen van de Gemeente Borger-Odoorn.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).