De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Valkenswaard deels in de zone Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting (historische kernen) en deels in zone Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. Het plangebied ligt op de overgang van een hoger gelegen dekzandvlakte naar het lagergelegen beekdal van de Dommel. Van oudsher vestigde de mens zich bij voorkeur op de overgang van nat naar droog. In de omgeving van het plangebied is er sprake van een gradiëntzone. In de directe omgeving van het plangebied zijn vuursteenvondsten bekend uit de periode laat-paleolithicum tot en met mesolithicum. Om deze redenen geldt er een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. De ligging van het plangebied op een gradiëntzone zal ook voor meer sedentaire samenlevingen een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest. De eerste akkergronden werden op vruchtbare en goed ontwaterde gronden aangelegd. In de
omgeving zijn meerdere vindplaatsen bekend uit de periode neolithicum tot en met vroege middeleeuwen. Op basis hiervan geldt een hoge archeologische verwachting voor zowel vindplaatsen vanaf het neolithicum tot en met de bronstijd als voor vindplaatsen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen. Het plangebied ligt aan de Wilde Wingerd ten noordwesten van Valkenswaard. Binnen de grenzen van het plangebied lag de voormalige kern van de buurtschap Brand. Dit buurtschap kent een oorsprong in de late middeleeuwen. De hoofdstraat van de buurtschap liep van west naar oost centraal door het plangebied. Bekend is dat in het westen van het plangebied een herberg heeft gelegen die in oorsprong tenminste teruggaat naar 1636 en mogelijk zelfs tot het einde van de 14e eeuw. Deze herberg staat weergeven op het kadastraal minuutplan 1811-1832. Het valt daarom zeker niet uit te sluiten dat de overige bebouwing van op het kadastraal minuutplan niet ook van voor 1800 dateert. Op basis van deze gegevens geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd. Op basis van het verkennend booronderzoek kon geen eenduidig bodemprofiel worden vastgesteld. Er was op voorhand bekend dat de bovengrond voor de bouw van de bestaande woonwijk is verbeterd en/of opgehoogd. In drie boringen is onder deze moderne ophooglaag een historisch bouwlanddek aangetroffen. De top van dit bouwlanddek ligt op minimaal 60 centimeter beneden maaiveld. Direct hieronder ligt de natuurlijke C-horizont. Op basis van de hoogte van de C-horizont in een nabijgelegen plangebied en ten hoogte van boring 5 is geconcludeerd dat de C-horizont binnen het plangebied grotendeels niet meer intact is, en tenminste 35-40 centimeter tot plaatselijk 80 centimeter is verstoord. Drie boringen vertonen tekenen dat ze binnen een
archeologisch spoor zijn gezet. Deze sporen zijn gerelateerd aan de resten van het historisch buurtschap Brand. Op basis van het bureauonderzoek en de resultaten van het verkennend veldonderzoek kan worden vastgesteld dat er binnen het plangebied een hoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen tot nieuwe tijd. Met inachtneming van een marge van 30 centimeter kan het archeologisch niveau vanaf 30 centimeter beneden maaiveld worden aangetroffen. Voor het plangebied is de diepte van de toekomstige bodemverstoring nog niet exact bekend. Om deze en bovenstaande redenen adviseren wij een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren als de toekomstige bodemverstoringen dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld. Dit vervolgonderzoek kan worden uitgevoerd in de vorm van een inventariserend proefsleuvenonderzoek. In het selectiebesluit staat aangegeven dat de adviseur van de bevoegde overheid instemt met bovenstaand advies.