In opdracht van gemeente Wijk bij Duurstede heeft EARTH Integrated Archaeology van 27 februari 2023 t/m 17 april 2023 een archeologisch onderzoek uitgevoerd door middel van proefsleuven in plangebied ‘Het Kleine Ros’ in Wijk bij Duurstede (gemeente Wijk bij Duurstede). Het proefsleuvenonderzoek is onderdeel van het overkoepelende nieuwbouwproject, de Geer III. Onderhavig onderzoek is uitgevoerd in de noordoostelijke hoek van plangebied De Geer III (de voormalige manage ’t Kleine Ros), waar op korte termijn flexwoningen gepland staan.Het plangebied ligt volgens de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart in een zone met een middelhoge verwachting. Volgens het vigerende bestemmingsplan (Buitengebied 2015) heeft plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 3’. Voor deze zones geldt een onderzoekgrens bij ingrepen dieper dan 50 cm -mv en met een oppervlakte groter dan 500 m2. De geplande ingrepen overschrijden deze ondergrenzen, waardoor archeologisch onderzoek verplicht is. Eerder onderzoek toonde aan dat er sprake was van een hoog archeologisch risico binnen het plangebied. In het huidige plangebied rekening moet worden gehouden met twee relevante archeologische niveaus: (1) een restgeul met daarboven (2) crevasseafzettingen. Het inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven heeft als doel het terrein te onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en deze vervolgens te documenteren en waarderen. Daarnaast richt het onderzoek zich op het documenteren van de complexe bodemopbouw en het in kaart brengen van mogelijke restgeulen, kronkelwaardgeulen en crevasses. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningsaanvraag voor de gebiedsontwikkeling en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. In het plangebied is sprake van één vindplaats uit de Midden-Bronstijd B. Deze vindplaats bestaat uit een cluster van acht (paal)kuilen (sporen 2 t/m 7, 27 en 28) in het noordwesten van het plangebied. Deze sporen zijn aangetroffen in oeverafzettingen op een hoogte van circa 3,15 - 3,44 m +NAP (circa 1 m -mv). Het aantreffen van sporen in deze landschappelijke setting is uniek aangezien de Midden-Bronstijd B erven in de nabijgelegen terreinen van de Geer (I) en de Horden uitsluitend zijn aangetroffen in oeverwal- of crevasse-afzettingen. Binnen de Bronstijd sporen in de Geer III is geen structuur te herkennen, maar op basis van het voorkomen van verbrand botmateriaal en bewust gedeponeerde fragmenten aardewerk is spoor 5 geïnterpreteerd als stook- of rookplaats. De overige sporen betroffen niet nader te bepalen kuilen of (individuele) paalkuilen. De gaafheid van de sporen was matig, aangezien vaak enkel de onderzijde bewaard is gebleven. Intrusie of contaminatie van sporen is niet waargenomen, maar door de aanwezige verblauwing tekende niet alle sporen zich scherp af (tegen de grijze oeversedimenten).De conservering van het vondstmateriaal (inclusief de macro- en pollenmonsters) was slecht tot matig. Toch was het mogelijk om bepaalde aardewerkfragmenten te identificeren (vorm, type, en datering) en was het mogelijk om een analyse uit te voeren van het aangetroffen dierlijke botmateriaal. Het was niet mogelijk om de vindplaats te begrenzen. Het is daarmee waarschijnlijk dat er buiten de aangelegde werkputten nog sporen zullen worden aangetroffen die horen bij de aangetroffen vindplaats, met name ten noordwesten van de onderzochte zone.Het proefsleuvenonderzoek bevestigt de hoge verwachting voor archeologische resten binnen het plangebied. Vanwege het aantreffen van een behoudenswaardige niet-begrensde vindplaats uit de Midden-Bronstijd B adviseert EARTH behoud in situ. Binnen de huidige ontwikkeling is hieraan gevolg gegeven door de zones waar diepgaande verstoringen plaats vinden (zoals riolering) middels proefsleuven op te graven en te documenteren (behoud ex situ). Voor de overige delen van het plangebied is bij de ingrepen rekening gehouden met het archeologische niveau door een buffer van tenminste 30 cm boven het archeologische niveau te hanteren. Indien in de toekomst binnen het plangebied alsnog diepgaande verstoringen zullen plaats vinden, dient alsnog/opnieuw archeologisch onderzoek te worden verricht. Het bovenstaande vormt een selectieadvies en is op verzoek van opdrachtgever in januari 2025 voorgelegd aan het Bevoegd Gezag, de Gemeente Wijk bij Duurstede. Op 29 januari 2025 heeft de gemeente archeoloog namens het Bevoegd Gezag ingestemd met het selectieadvies en heeft de rapportage goedgekeurd. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met het risico archeologie. Daarbij dient de uitvoerder van het grondwerk tevens gewezen te worden op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals staat aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.