In opdracht van Ingenieursbureau Maasvallei heeft RAAP in december 2019 een verkennend booronderzoek uitgevoerd te dijkring 57 te Nieuw Bergen in de gemeente Bergen. Op basis van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek gold een archeologische verwachting voor delen van het plangebied. De delen waarvoor een middelhoge of hoge verwachting werd uitgesproken, werden tijdens onderhavig onderzoek middels verkennende boringen onderzocht, en vormen derhalve het onderzoeksgebied. Doel van het verkennende booronderzoek was het in kaart brengen van de bodemopbouw in het onderzoeksgebied, om de verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen en eventueel verder te specificeren. Er zijn twee deelgebieden onderzocht: Heukelom en Gening.Het gebied bij Heukelom ligt geheel op het Jonge Dryas-terras. In het zuidelijke deel van deelgebied Heukelom kan een terrasrug onderscheiden worden. De rug wordt plaatselijk met een dunne laag oeverafzettingen afgedekt. Verder wordt de rug deels met een jong overstromingsdek afgedekt. Qua bodem is hier van ooivaaggronden en AC-profielen sprake. Het noordelijke deel bij Heukelom is lager gelegen. Hier is sprake van een terrasgeul, die is opgevuld met komachtige afzettingen waarin sprake is van poldervaaggronden. Alleen helemaal in het noorden van deelgebied Heukelom ligt een kleine terrasrug met vroeg-holocene oeverafzettingen waarin sprake is van een ooivaaggrond.Het noordelijke deel van deelgebied Gening ligt op het Allerød-terras, terwijl het zuidelijke deel op het Jonge Dryas-terras ligt. De beddingafzettingen op het Allerød-terras worden afgedekt door lemige oeverafzettingen met ooivaaggronden, of er is sprake van AC-profielen. Op het Jonge Dryas-terras in deelgebied Gening liggen vlechtende rivierafzettingen die door een jong overstromingsdek worden afgedekt. In één boring werd hiertussen vermoedelijk rivierduinzand aangetroffen. In de vlechtende rivierafzettingen hebben zich ooivaaggronden ontwikkeld.Naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek dient de archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied in het noordelijke deel bij Heukelom te worden aangepast. Het gaat om de zone met komachtige afzettingen (terrasgeul). Vanwege de relatief natte omstandigheden komt hier de verwachting voor bewoning en begraving te verval len, en wordt deze vervangen door een verwachting voor watergebonden economische en rituele activiteiten.In nagenoeg het hele gebied gold ook een verwachting voor bewoning (kampementen) van jager - verzamelaars uit het (laat paleolithicum B) of mesolithicum. Dergelijke vindplaatsen kunnen alleen nog relatief intact zijn indien sprake is van een afgedekt archeologisch niveau, d.w.z. waar een jong overstromingsdek aanwezig is. Waar dit dek ontbreekt, worden geen intacte mesolithische kampementen meer verwacht.Het wordt aanbevolen daar waar de bodem dieper dan de bouwvoor verstoord wordt een karterend booronderzoek (steentijd) en/of een proefsleuvenonderzoek (latere perioden) uit te voeren. In zones waar alleen de bouwvoor wordt afgegraven, maar een jong dek ontbreekt, dient ook een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Ter hoogte van de terrasgeul is een extensieve archeologische begeleiding de geëigende onderzoeksmethode, ook bij diepere ingrepen. Een extensieve begeleiding kan ook worden toegepast in zones waar alleen de bouwvoor wordt afgegraven én waar tevens een jong dek aanwezig is. Een deel van het gebied bestaat uit wegen, greppels, bermen en huidige dijk. Hier is een proefsleuvenonderzoek gezien de praktische bezwaren misschien geen optie, en kan beter voor een (intensieve danwel extensieve) archeologische begeleiding gekozen worden. De afweging voor een proefsleuvenonderzoek óf een archeologische begeleiding op dergelijke plekken, zal tijdens het opstellen van een PvE gedaan moeten worden, in overleg met Waterschap Limburg en het bevoegde gezag.
Date: 2019-05-04