Oene, Oene-West (gemeente Epe). Opgraving

DOI

Van 5 juli tot en met 29 juli 2010 heeft BAAC bv binnen het plangebied Oene-West te Oene een opgraving uitgevoerd. Het hieraan voorafgaande proefsleuvenonderzoek had aangetoond dat in het plangebied een nederzetting uit de volle middeleeuwen heeft gelegen, waarschijnlijk bestaande uit meerdere erven. De aanbeveling van BAAC bv luidde om het gehele plangebied vlakdekkend op te graven. De gemeente Epe heeft in 2008 besloten om niet het gehele plangebied op te graven, maar slechts een deel ervan. Het betreft de noordoosthoek en zuidwesthoek. In totaal zijn tijdens de opgraving 6 werkputten aangelegd: werkput 1 t/m 4 in het zuidwesten, en werkput 5 en 6 in het noordoosten. In totaal is er zodoende een oppervlakte van 6.020,3 m2 opengelegd en opgegraven. De tijdens de opgraving aangetroffen nederzettingssporen dateren uit de 11e tot begin 12e eeuw. Deze bestonden uit paalsporen (toe te wijzen aan meerdere woonstalhuizen, grote schuren, spiekers en roedenbergen), mest- en afvalkuilen, waterputten, greppels en de resten van een weg. Oudere sporen zijn niet aangetroffen. Uit de ligging van de verschillende structuren en sporen kon de aanwezigheid van minimaal drie erven afgeleid worden.Erf 1 bevond zich in het zuiden van de opgraving en bestond uit een circa oost-west georiënteerd woonstalhuis van het type Gasselte B, met daaromheen gegroepeerd meerdere roedenbergen en spiekers. Net ten zuidoosten van het woonstalhuis bevond zich een rechthoekige grote schuur met een noordoost-zuidwestelijke oriëntatie. Niet alle bijgebouwen hebben gelijktijdig gefunctioneerd. Op het erf bevonden zich verder twee mestkuilen en meerdere losse paalsporen. Ten zuiden van het woonstalhuis bevond zich een omgreppeling van een mogelijke veekraal. Het erf werd mogelijk (gedeeltelijk) omgeven door een dubbele greppel. Voor de watervoorziening is waarschijnlijk gebruik gemaakt van een waterput die zich bevond ten zuiden van het woonhuis, buiten de nu opgegraven zone. Erf 2 bevond zich ten noorden van erf 1. Het bijbehorende woonstalhuis heeft ongeveer dezelfde oriëntatie als de woning op erf 1. De kern van het erf wordt gevormd door een woonhuis van het type Gasselte B. Rond het zuiden en westen van de woning bevond zich een greppel waarin langs de kopse zijde van het huis enkele diepere kuilen waren gegraven, waarschijnlijk een soort waterkuilen. Ten oosten en zuidwesten van de woning bevonden zich meerdere grote bootvormige schuren, waarvan gezien de overlappingen er maximaal twee tegelijkertijd gefunctioneerd kunnen hebben. Eén schuur is tweemaal herbouwd op ongeveer dezelfde locatie maar kreeg in de laatste bouwfase wel een andere oriëntatie. Deze drie elkaar door de tijd opvolgende gebouwen zijn gelegen op een deels omheind, en deels omgreppeld terrein. De schuur ten oosten van de woning wordt deels omgeven door een greppel; mogelijk betreft het hier een veekraal of andersoortige omgreppeling. Mogelijk is een van de roedenbergen ten zuiden van de schuren nog aan erf 2 toe te wijzen. Voor de watervoorziening zal gebruik zijn gemaakt van de waterput die gelegen was ten zuiden van het woonstalhuis. Opvallend is, dat de waterput precies gelegen is in het midden van de omgreppeling en omheining. Op het erf hebben zich verder nog een mest- en afvalkuil en meerdere losse paalsporen bevonden.Erf 3 is het meest noordoostelijke aangetroffen erf. Op dit erf heeft zich een woonstalhuis van het type Gasselte B bevonden, dat twee bouwfasen heeft gekend. Het had een oost-westelijke oriëntatie en komt hierin overeen met de woningen op erf 1 en 2. Vlak ten noordoosten van de woning bevond zich een bootvormige grote schuur. De overige erfbebouwing bestaat uit een vierpalige spieker, twee palenrijtjes, losse palen en een waterput. Deze boomstamput bevond zich ten zuiden van de woning. Tot erf 3 behoren tenslotte ook twee mestkuilen en een afvalkuil.De woningen van erf 1 en 2 zijn duidelijk georiënteerd op een weg, die vlak ten westen ervan werd aangetroffen. De weg maakt een bocht ter hoogte van beide woonstalhuizen. Het woongedeelte van de huizen was gericht op de weg; het stalgedeelte bevond zich aan de achterzijde van het huis. De nederzetting heeft bestaan uit minimaal drie maar waarschijnlijk meer erven. Op basis van de verhoudingen tussen de binnen de nederzetting aangetroffen soorten aardewerk is geconcludeerd dat deze te dateren is in de 11e tot begin 12e eeuw. Met enige slag om de arm is het mogelijk om een chronologie van de erven op te stellen. Voor erf 1 wordt een looptijd aangehouden van 11e – begin 12e eeuw. Erf 2 lijkt de jongste te zijn van de drie erven. Erf 3 lijkt het oudste erf te zijn, met een datering aan het begin van de 11e eeuw. Waarschijnlijk hebben zich in de niet-opgegraven zone van het plangebied ook (contemporaine) huiserven bevonden. Op de opgraving zijn aanwijzingen gevonden voor het gebruik van graan binnen de nederzetting: er zijn resten van rogge, gerst, haver, emmertarwe en vlas aanwezig. Aanwijzingen voor lokale graanverbouw zijn echter zwak. Tuinboon en mogelijk zwarte mosterd zijn wel lokaal verbouwd. Een druivenpitje kan een contaminatie betreffen, maar het kan ook wijzen op contacten met het meer elitaire nabijgelegen hof van Oene. De bewoners van de nederzetting hebben ook noten en fruit verzameld. Veeteelt speelde eveneens een rol, en heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de bodemdegradatie waardoor grote oppervlakten begroeid met heide zijn ontstaan. Het vee, in ieder geval runderen en varkens, graasde op de graslanden en heidegronden in de omgeving. Grote aantallen verkoolde ondergrondse delen van hei en grassen wijzen op het gebruik van plaggen in de nederzetting. Hoe deze plaggen zijn gebruikt, en waarom de heiresten verkoold zijn geraakt is onduidelijk. Heide(plaggen) hebben in het verleden een rol gespeeld als veevoer, bemestingsmateriaal en constructiemateriaal. Het landschap in de omgeving van de vindplaats heeft in de volle middeleeuwen een halfopen karakter gehad. De lagere, natte gronden waren begroeid met elzen. Op de drogere delen van het landschap bevond zich een bos met voornamelijk eik, hazelaar en berk. Menselijke invloed was waarschijnlijk sterk aanwezig in het bos op de drogere gronden. Heidevelden, maar ook grasland moeten een belangrijk deel van het landschap hebben uitgemaakt. Er zijn in het pollenspectrum slechts weinig aanwijzingen voor akkers in de directe omgeving van de vindplaats.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zgk-asbh
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zgk-asbh
Provenance
Creator Tump, M.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M. Tump; BAAC bv
Publication Year 2012
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M. Tump (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg; text/csv; text/xml
Size 19169584; 3727144; 3808303; 3811671; 3608228; 3843022; 3749246; 3850302; 3850450; 3960298; 3848526; 3833049; 3802295; 3917209; 3856461; 3655103; 3794693; 3949192; 3843617; 3862334; 3823129; 4015927; 4025591; 4015070; 3836419; 3870588; 3929415; 3972656; 3722052; 3856326; 11519; 8542; 76010; 62230; 94195; 77632; 44986; 51323; 57394; 63265; 43087; 44646; 457008; 507039; 535647; 1393152; 270276; 521029; 405919; 40114; 1537687; 675909; 7640; 43240; 11011; 1156; 659; 9723; 143; 4806; 158; 612; 1813; 64777; 10786; 361; 922050; 73351; 60185; 102292; 50282; 5645; 1607; 4843; 439; 133181; 86096; 854580; 111913; 93381; 3489; 602; 980; 28435; 34931; 423923; 44925; 416; 11921; 5626; 2675; 56271953; 1645; 25513; 11077; 28806; 88806; 15919; 8822
Version 2.0
Discipline Humanities