In 2003 werden in de provincie Groningen de eerste aardbevingen met een magnitude groter dan 3,0 op de schaal van Richter geregistreerd en gevoeld. Deze aardbevingen, die het gevolg zijn van bodemdaling samenhangend met de aardgaswinning uit het Slochteren gasveld, waren aanleiding voor het opstellen van een nauwkeuriger geologisch-lithologisch model. Wierden waren niet in dit model opgenomen, hoewel een aanzienlijk deel van het gebouwde erfgoed in de provincie, dat door ouderdom en bouwwijze kwetsbaar is voor trillingen, op wierden staat. In een in 2016 uitgevoerd bureauonderzoek is een inventarisatie gemaakt van de beschikbare lithologische informatie over wierden. Hieruit bleek dat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om het bestaande model aan te vullen. Het hier gerapporteerde onderzoek maakt deel uit van het project dat tot doel had gedetailleerde lithologische informatie over een aantal wierden te verzamelen en tegelijkertijd seismische metingen uit te voeren, zodat een directe vergelijking met de lithologie mogelijk is. De archeologische component bestond uit het zetten van 56 tot 76 gutsboringen (3 cm Ø) per wierde. Het boorgrid volgde de opzet van het seismisch onderzoek. Op de eerste locatie, Groot Maarslag, zijn op het maaiveld 326 seismische receivers (geofoons; onderlinge afstand 1 m) en op ca. 3 m -mv 21 marshphones (intervallen tussen 4 m en30 m) geplaatst op drie lijnen in een radiair patroon over het centrale deel van de wierde. In aanvulling hierop zijn nog eens 30 boringen gezet op delen van de wierde waar geen geofoons waren geplaatst. Naar aanleiding van de resultaten van deze locatie is de opzet van het seismisch onderzoek aangepast. Het aantal seismische receivers is teruggebracht van 326 naar ca. 150 per locatie. Het merendeel van de receivers staat op een hoofdraai ca. 120 m lengte centraal over de wierde; de overige receivers zijn regelmatig verdeeld over de wierde. Het booronderzoek volgt het aangepaste seismisch grid, waarbij het boorinterval op de hoofdraai 4 m bedroeg. De overige boringen zijn, net als op Groot Maarslag, verdeeld over de delen van de wierde zonder geofoons. De acht onderzochte wierden liggen verspreid over Noord-Groningen. Om de hoeveelheid storing van de seismische signalen zoveel mogelijk te beperken zijn locaties geselecteerd met zo min mogelijk bebouwing en zo min mogelijk andere verstoringen zoals afgegraven delen. Voor alle locaties geldt dat de verschillen in lithologie tussen de klastische component van het onderste en het bovenste deel van de laagopeenvolging binnen de wierde vrij klein of verwaarloosbaar zijn. Substantiële mestpakketten, waar aanwezig, lijken daarentegen beperkt te zijn tot onderste helft van de wierde, maar vormen niet altijd de basis van de antropogene lagen. De aan- of aanwezigheid van mestlagen zorgt ook in horizontale zin voor de grootste variatie. Op basis van een vergelijking tussen de boorgegevens en de beschikbare lithologische data uit de omgeving van de locaties zijn voorzichtige conclusies te trekken. De lithologie van locatie Grote Houw komt goed overeen met die van de natuurlijke afzettingen onder en rond de wierde. Helwerd, Ezinge- Zuiderweg 3, Groot Maarslag en Fransum vertonen vrij goede overeenkomsten met de omgeving, al valt het op dat met name in Fransum (en mogelijk ook Ezinge-Zuiderweg 3) geen gebruik is gemaakt van de zware klei die wel in de omgeving te vinden is. Voor Biessum is als gevolg van afgraving en bebouwing weinig vergelijkingsmateriaal beschikbaar. De lithologie van de aan de basis van de wierde Beswerd aangetroffen lagen komt vrij goed overeen met de samenstelling van de omgeving van de wierde. Voor de bovenste lagen, die overwegend iets siltiger dan de basis zijn, is de overeenkomst daarentegen minder goed. Dat geldt ook voor Amsweer, waar het gehele antropogene pakket siltiger is dan de natuurlijke afzettingen in de omgeving. In het algemeen kan gesteld worden dat de boringen en de daarbij gedane vondsten de vooraf bekende (of aangenomen) datering van de locaties bevestigen. Voor Groot Maarslag is vast komen te staan dat deze locatie aanzienlijk jonger is dan aangenomen. Op Beswerd, Biessum, Ezinge-Zuiderweg 3 en Fransum dateren de oudste vondsten uit de Midden IJzertijd en de eerste fase van bewoning zal dan ook hoogstwaarschijnlijk in deze periode plaats hebben gevonden.