Het booronderzoek wijst uit dat de top van de laagopeenvolging in het plangebied overal verstoord is.In grote delen van het plangebied is op de getij-afzettingen een (bouw)zandlaag aangebracht.Hieronder is echter geen humeuze voormalige bouwvoor meer aanwezig die er wel verwacht wordt vanwege het agrarische gebruik van het plangebied tot aan de bouw van de wijk in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Vermoedelijk is de top van de klei afgegraven voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied.Ter plaatse van de boringen 5, 19 en 20 is de top van de getij-afzettingen nog dieper verstoord en de boringen 7, 9, 16 t/m 18 en 24 bevinden zich op de locatie van voormalige sloten die gedempt zijn met voornamelijk zand. Onder de dempingslaag (en sliblaag in boring 24) en in de overige boringen onder de recent verstoorde laag of opgebrachte zandlaag zijn getij-afzettingen aanwezig.Archeologische indicatoren zijn nergens in het plangebied aangetroffen en aanwijzingen voor dieper in de afzettingen gelegen (overslibde) archeologische lagen en/of vegetatieniveaus ontbreken.De archeologische verwachting voor het plangebied kan op basis van de resultaten van het booronderzoek worden bijgesteld naar een lage verwachting. Voor het plangebied wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.