In opdracht van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft RAAP in september en oktober 2018 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Achterdijk te Werkhoven te Werkhoven in de gemeente Bunnik. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten.Voor de oeverafzettingen van de Kromme Rijnstroomgordel geldt een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late IJzertijd t/m de Late Middeleeuwen. Voor de oeverafzettingen van de Werkhovense stroomgordel geldt een middelhoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf het Laat Neolithicum.Vindplaatsen uit het Laat Neolithicum en de Bronstijd kunnen een oppervlakte hebben vanaf ca. 200 m2. De nederzettingen worden waarschijnlijk gekenmerkt door een vondstlaag of vegetatieniveau waarin houtskool, aardewerk, vuursteen en natuursteen kunnen voorkomen. Op de vindplaatsen kunnen huisplaatsen en/of losse boerderijen voorkomen, maar ook sporen van incidenteel of agrarisch gebruik van het plangebied zoals percelering en eergetouwsporen.Vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen kunnen voorkomen op de oeverwallen en kronkelwaardafzettingen van de Kromme Rijnstroomgordel. Het gaat hierbij om vindplaatsen met een oppervlakte van ca. 500 tot 2000 m2 die worden gekenmerkt door een vondstspreiding van aardewerk en mogelijk een donkergekleurde ‘vuile laag’. Het zal voornamelijk gaan om losse huisplaatsen/boerderijen of een verzameling van enkele boerderijen/huisplaatsen bij elkaar. Binnen de vindplaatsen kan, naast aardewerk, ook hout(skool), natuursteen en metaal voorkomen. Gezien de aangetroffen greppelsystemen direct ten noorden van het plangebied kunnen er ook sporen voorkomen van agrarisch gebruik van de locatie, zoals greppelsystemen en sporen van percelering. Dergelijke sporen zijn echter met een booronderzoek niet of nauwelijks op te sporen.Tevens geldt voor het hele plangebied een lage verwachting voor de aanwezigheid van resten van de limesweg. In de percelen direct ten noorden en direct ten zuiden van het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van deze Romeinse limesweg te vermoeden. Van de mogelijke tracés van de limesweg ligt tracé 1 ca. 120 m ten westen van het plangebied met een zuidoost-noordwest oriëntatie, en ligt tracé 5 ca. 200 m ten oosten van het plangebied.Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen.