Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft. Deze is te relateren aan de landschappelijke en bodemkundige situatie van het plangebied, de ligging van het plangebied op een dekzandrug en het voorkomen van hoge zwarte enkeerdgronden.Het plangebied was tot het begin van de eenentwintigste eeuw onbebouwd en in gebruik als akkerland en braakliggend. In het begin van de eenentwintigste eeuw is een bedrijfspand in het plangebied gebouwd. De verwachting is dat de bodem vanwege de beschermende werking van het esdek, en dus mogelijke aanwezige archeologie, onverstoord zal zijn.Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijft de archeologische verwachting van het plangebied hoog. Onverstoorde en deels onverstoorde bodemprofielen werden in de boringen aangetroffen, evenals archeologische indicatoren in de vorm van houtskool en aardewerk. Dit aardewerk is gedateerd van de late bronstijd tot en met de vroege Romeinse tijd (1200 v.C. – 100 n. C.). Op basis van de resultaten wordt een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van proefsleuven.

Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)