Uit het verkennende onderzoek blijkt dat binnen het plangebied microreliëf aanwezig is, maar minder duidelijk dan in het eerder onderzochte gebied ten noorden ervan. Ook is in grote delen van het plangebied de bodem verstoord tot de BC- of C-horizont van het dekzand of tot in het keileem/keizand.Dit geldt ook voor de randwal langs de pingoruïne die direct ten noorden van het plangebied ligt. Het eventuele archeologische vondstniveau zal in deze delen sterk zijn aangetast.In de westelijke helft van het plangebied zijn twee zones aan te wijzen met een min of meer intacte bodem (E- en/of B-horizont nog aanwezig), waar een eventueel archeologisch vondstniveau nog wel aanwezig kan zijn.Aan de zuidwestzijde van het plangebied is een met organisch materiaal opgevulde laagte aanwezig. De aard daarvan kan op basis van het huidige onderzoek niet worden bepaald, maar mogelijk betreft het een pingoruïne.Behalve archeologische resten uit de steentijd kunnen binnen het plangebied ook resten uit de late nieuwe tijd voorkomen. Het gaat daarbij om sporen die te maken hebben met de veenontginning, zoals gedempte wijken en zwetsloten, en drie voormalige boerderijplaatsen uit de 20e eeuw.