ADC ArcheoProjecten heeft in oktober 2017 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor de locatie Grotewaard 33a en 34 te Noordeloos, gemeente Giessenlanden. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop van een deel van de huidige agrarische bebouwing en aansluitend de nieuwbouw van twee woningen. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit blijkt dat in het plangebied op meerdere niveaus archeologische waarden verwacht kunnen worden. Uitgaande van de geraadpleegde aardwetenschappelijke bronnen moet rekening worden gehouden met afgedekte rivierduincomplexen. Tot op heden zijn in het onderzoeksgebied echter geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van dergelijke landschappelijke eenheden. Toch kunnen deze niet volledig worden uitgesloten. Voor rivierduinen geldt dat deze lange tijd boven het omringende landschap uitstaken en aantrekkelijk waren voor bewoning. Een eventuele archeologische vindplaats, zoals bijvoorbeeld een jachtkamp uit het Mesolithicum, zal zich in de top van de duinafzettingen bevinden en bestaan uit een vondstrijke humeuze laag met fragmenten vuursteen, houtskool en botmateriaal. Vanaf ca. 6.200 v. Chr is de Nieuwlandse stroomgordel en later de Schoonrewoerdse stroomgordel in het onderzoeksgebied actief geworden. Waarschijnlijk lag het plangebied buiten de (directe) invloedssfeer van stroomgordels en zijn in het plangebied alleen komafzettingen en veen gevormd. Als er echter oeverafzettingen aanwezig zijn, kunnen in de top van deze afzettingen archeologische waarden vanaf het Neolithicum aanwezig zijn. Een eventuele archeologische vindplaats zal zich manifesteren als een archeologische laag: een humeuze en/of ontkalkte laag met daarin fragmenten aardewerk, vuursteen en houtskool. In perioden waarin er geen rivieractiviteit was, is het gebied weer een komgebied geworden en zijn er komklei- en veenpakketten ontstaan. Hierin worden geen archeologische resten verwacht. Na ca. 350 v. Chr. ontstond het veenriviertje de Giessen. In het onderzoeksgebied zijn langs de Giessen nog geen archeologische resten uit de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen gevonden. Waarschijnlijk was de oeverzone in de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen niet aantrekkelijk voor bewoning. In de 13e eeuw is het gebied rond de bovenloop van de Giessen ontgonnen. De huidige Grotewaard fungeerde hierbij als ontginningsas en vormde de scheiding tussen twee ontginningsblokken. Langs de ontginningsas werden boerderijen gebouwd. In de zone langs de Grotewaard worden daarom resten van boerderijerven uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. Ter plaatse van het plangebied zullen deze waarschijnlijk deels verstoord zijn door bouw- en sloopactiviteiten in de 20e eeuw. Teneinde deze verwachting te toetsen en waar mogelijk aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn verspreid over het plangebied vijf boringen gezet tot een diepte van 4 m –mv. Uit het booronderzoek blijkt dat in het oosten van het plangebied een oeverafzettingen in de ondergrond aanwezig is. Waarschijnlijk betreft het oeverafzettingen van een anastomoserend rivierensysteem zoals de Nieuwlandse stroomgordel. Vanwege de geringe rijping van het pakket worden deze afzettingen niet als een potentieel archeologisch niveau beschouwd. De oeverafzettingen worden afgedekt door een pakket dat uit een afwisseling van lagen komklei en veen bestaat. Hieruit volgt dat het plangebied langdurig deel heeft uitgemaakt van een komgebied en daardoor niet aantrekkelijk was voor bewoning. Omdat tijdens het onderzoek ook geen ophogingslagen zijn aangetroffen worden in het gebied ook geen archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd verwacht.