De geïnterviewde is in augustus 1934 geboren in Amsterdam. Tijdens de Duitse bezetting in Nederland, begin 1943, komen hij en zijn moeder vanwege hun Joodse afkomst terecht in het doorgangskamp Westerbork. Hij wordt tijdelijk ontslagen en er volgt een lange periode van onderduik. Na een razzia wordt hij opgepakt en in het huis van bewaring in Zwolle gebracht, van waaruit hij voor een tweede maal naar Kamp Westerbork wordt gebracht. Dit is gelukkig na de spoorwegstaking. De treinen rijden niet meer. Er zijn nog maar achthonderd mensen in het kamp aanwezig. Hij wordt in het weeshuis opgevangen. Hij gaat een relatief rustige tijd in het kamp tegemoet en wacht de bevrijding af. Na de bevrijding blijft hij nog enkele maanden in het kamp.Pas in juni 1945 wordt hij door zijn vader opgehaald en naar Amsterdam gebracht. Bij thuiskomst hoort hij van al zijn vermoorde familieleden. De geïnterviewde heeft een aanpassingsvermogen opgebouwd door de vele onderduikadressen en ook thuis in Amsterdam slaagt hij hierin. De problemen kwamen later. Doordat hij geleerd heeft zelfstandig te zijn, heeft hij moeite met het ouderlijk gezag en wordt hij bestempeld als een onhandelbaar kind. Hij wordt behandeld door allerlei dokters en psychiaters. Er worden tal van diagnoses gesteld, maar geen ervan heeft een link met de oorlog.Hij wil niet meer omkijken. Hij heeft een enorme drive om vooruitgang te boeken. Zo doet hij in twee jaar zes jaar middelbare school. Hij heeft in zijn jeugd een slechte ervaring opgedaan met het delen van zijn oorlogservaringen. Hij besluit daarom maar te zwijgen.Het feit dat hij van dichtbij het interneringskamp van de NSB’ers heeft meegemaakt, heeft geen verder gevolgen voor hoe hij later naar hen kijkt. Wel zegt hij dat kinderen van foute Nederlanders zich geen verwijten hoeven te maken, omdat zij er niet om gevraagd hebben in een NSB-gezin geboren te worden. Hij zegt dat ze in feite in hetzelfde schuitje zitten; ze zijn allebei oorlogskind.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn zo'n 120.000 tot 180.000 mensen voor korte of langere tijd geïnterneerd in meer dan 120 Nederlandse interneringskampen. Ook in het voormalige doorgangskamp Westerbork werden van 24 april 1945 tot 1 december 1948 NSB'ers, Waffen-SS'ers, landwachters en andere van collaboratie verdachte personen opgesloten. Aanvankelijk waren de omstandigheden slecht. Naar de gezondheid en veiligheid van de duizenden geïnterneerden keek in de zomer van 1945 bijna niemand om. Gebrekkige leefomstandigheden, onvoldoende medische voorzieningen en zowel psychische als fysieke mishandelingen waren aan de orde van de dag. In het kamp heerste volstrekte willekeur.Getuigen van de naoorlogse internering in het kamp hebben in dit project over hun ervaringen verteld. Hun relaas geeft inzicht in het systeem van internering van collaborateurs vlak na de oorlog en maakt duidelijk hoe Nederland met zijn 'foute' landgenoten omging.