Inleiding In opdracht In opdracht van de gemeente Doetinchem heeft RAAP van 10 oktober t/m 2 november 2022 in plangebied De Kwekerij te Wijnbergen in de gemeente Doetinchem een opgraving uitgevoerd. In het plangebied zal woningbouw gaan plaatsvinden. Dit onderzoek is noodzakelijk in verband met de voorgenomen werkzaamheden die een bedreiging vormen voor in de ondergrond aanwezige archeologische resten in het zuidelijke deel van het plangebied met een omvang van circa 2,5 ha. Uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat in dat deel van het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ).Resultaten In het plangebied is een laatglaciale geul aangetroffen die zich vanuit de Oude IJssel ingesleten heeft in de terrasrug in het oosten van het plangebied. Ten westen van de geul, buiten het plangebied, ligt een rivierduin dat vanaf de steentijd met enkele hiaten bewoond is geweest. De geul is minimaal vanaf de late bronstijd met veen opgevuld, waarna doorbraken en langzaam stromend water vanuit de Rijn en/of de Oude IJssel zandige en kleiige afzettingen hebben afgezet in de geulbedding.Binnen het plangebied is onderzoek gedaan naar vijf vindplaatsen. Vindplaats 1 bestaat uit een groot aantal brandlagen in de geulvulling. Deze zijn op vier stratigrafisch gescheiden niveaus herkend en voornamelijk amorf van vorm en opgebouwd uit verbrand lutum, met plaatselijk een houtskoollaagje. De niveaus met brandlagen worden gedateerd tussen de late bronstijd en de Merovingische tot Karolingische tijd. Specialistisch onderzoek naar de lagen heeft aangetoond dat er vegetatie is verbrand. Er zijn geen aanwijzingen dat de brandlagen het resultaat zijn van houtskool - of ijzerproductie. Vermoedelijk zijn de brandlagen het gevolg van de verbranding van de vegetatie in de geul. Het is niet duidelijk geworden of de brandlagen het gevolg van menselijk handelen is of dat zij een natuurlijke oorsprong hebben.Vindplaatsen 2 en 3 betreffen kleiwinningskuilen langs de westelijke rand van het plangebied. Met de kuilen zijn de kleiige geulvullingen ontgraven ten behoeve van de baksteenproductie. Als gevolg van het geringe, en niet nauwkeurig dateerbaar, vondstmateriaal bleek het niet mogelijk de kuilen direct te dateren. Op basis van vondstmateriaal uit de lagen boven de kuilen en de oversnijding van sporen van de steenfabriek ?IJsselzigt? met enkele kleiwinningskuilen kan geconcludeerd worden dat de kuilen in ieder geval ouder zijn dan de steenfabriek, en dus voor het begin van de negentiende eeuw zijn ontgraven. Een mogelijk verband met de bouw van de stadsmuur en de verstening van Doetinchem in de late middeleeuwen of de bouw van een laatmiddeleeuwse toltoren ten westen van het plangebied kan niet uitgesloten worden.In het noorden van het plangebied is onderzoek gedaan naar de venige geulvulling. Pollenonderzoek heeft aangetoond dat het gebied in en rondom de geul met bos begroeid was, waarbij in de ijzertijd en vroeg-Romeinse tijd open plekken waren waar tevens geakkerd werd. Dit vond vermoedelijk plaats op de rivierduin ten westen van de geul. Naarmate de Romeinse tijd vorderde nam de bevolking af en kreeg het bos de kans zich te verspreiden, terwijl in de omgeving lokaal nog geakkerd werd.Binnen vindplaats 6 zijn de resten van de voormalige steenfabriek ?IJsselzigt? en het opvolgende erf (tegenwoordig Doetinchemseweg 34) blootgelegd. De steenfabriek uit de negentiende eeuw, aangegeven op de kadastrale minuut van 1832, bestaat uit een drietal gebouwen die op de kaart staan aangegeven en die tijdens het onderzoek zijn blootgelegd. Aanvullend zijn drie gebouwen aangetroffen die niet op kaartmateriaal aangegeven staan maar die wel tot de steenfabriek gerekend worden.Opvallend is het ontbreken van resten van ovens. Het lijkt aannemelijk dat deze niet binnen het plangebied hebben gelegen. De ovens hebben vermoedelijk een tijdelijk karakter gehad omdat zij niet op het kaartmateriaal aangegeven zijn.Aanbevelingen Met deze opgraving is de wetenschappelijke informatie ex situ bewaard, zodat verder archeologisch veldonderzoek niet meer aan de orde is. Er zijn geen belemmeringen meer voor de geplande bodemingrepen.