Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) zijn de plannen van gemeente Súdwest-Fryslân voor de sloop van de bestaande bebouwing en het realiseren van nieuwbouw ter plaatse van De Terp te Scharnegoutum. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. Gemeente Súdwest-Fryslân heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het IVO uit te voeren. Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een booronderzoek. Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het onderzoeksgebied op de dorpsterp van Scharnegoutum ligt. Deze terp stamt uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd, maar heeft waarschijnlijk een voorganger uit de ijzertijd. Uit de periode ijzertijd tot middeleeuwen zijn uit de omgeving diverse vondsten bekend. Voor deze perioden geldt de hoogste verwachting. Er kunnen echter ook oudere resten verwacht worden. Deze resten kunnen worden aangetroffen op de top van het pleistocene dekzand. Vondsten uit de Romeinse tijd tot nieuwe tijd kunnen verwacht worden vanaf onder de bouwvoor of verstoorde toplaag en in de terplagen hieronder. Dit verwachtingsmodel gaat uit van een intacte bodem. De huidige bebouwing binnen het onderzoeksgebied kan de bodemopbouw verstoord hebben.Uit het booronderzoek komt naar voren dat de bodem in het onderzoeksgebied bestaat uit een verstoorde toplaag van opgebracht zand tot 0,75-0,90 m-mv en in boring 6 tot 1,50 m-mv. In boring 1en 2 is hieronder de oude bouwvoor nog aanwezig. Hieronder volgt in boringen 3, 5 en 6 een tamelijk schoon pakket klei. Waarschijnlijk betreft dit een schoon terppakket. Deze laag loopt door tot respectievelijk 1,40 m-mv, 1,00 m-mv en 2,20 m-mv. Hieronder volgen duidelijkere terp- of bewoningslagen (humeus, mestig of met fosfaatvlekken). Hieronder volgt in boringen 4 en 5 (op respectievelijk 0,90 m-mv en 2,10 m-mv) een tamelijk schoon pakket klei, dat mogelijk geen terplaag is. Aangezien het gerijpte klei betreft was het wel geschikt voor bewoning. Op een diepte van 1,90 tot 2,50 m-mv volgt ongerijpte klei. Hierin worden geen bewoningssporen verwacht. Hieronder volgt veen en dekzand. De top van het dekzand bevindt zich op 4,50 tot 4,60 m-mv. In de top heeft humusinspoeling vanuit het veen plaatsgevonden; hieronder volgt de C-horizont.Wegens de beperkte verstoring van de geplande ingrepen bevelen wij aan om de locatie vrij te geven voor bodemverstorende ingrepen tot 80 cm-mv, en ter plaatse van de huidige kelder tot circa 3 m-mv. Wanneer er bodemingrepen tot een grotere diepte uitgevoerd worden, bevelen wij aan vervolgonderzoek uit te voeren. Dit vervolgonderzoek kan bestaan uit een archeologische begeleiding (AB) of een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Tijdens een proefsleuvenonderzoek wordt een klein deel van het terrein ontgraven om vast te stellen of er daadwerkelijk een archeologische vindplaats aanwezig is.Voorafgaand aan de archeologische begeleiding of het proefsleuvenonderzoek is een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden door een daartoe gecertificeerd bedrijf.Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het selectiebesluit is te allen tijde voorbehouden aan de bevoegde overheid, in deze gemeente Súdwest-Fryslân