De geïnterviewde (Amsterdam, 1925) wordt in maart 1943 met haar ouders en broertje naar Westerbork gedeporteerd. Op 5 april 1944 wordt het hele gezin doorgestuurd naar Theresienstadt (transport (XXIV/5). In de herfst van 1944 wordt de vader van de geïnterviewde vanuit Theresienstadt gedeporteerd, daarna krijgen haar moeder en broertje een oproep voor Auschwitz. De geïnterviewde wil haar moeder (die slechtziend is) en broertje niet alleen laten gaan en meldt zich aan om mee te gaan. Vanuit Auschwitz wordt ze doorgestuurd naar Freiberg in Sachsen om te werken in fabrieken. Wanneer daar de bombardementen beginnen, wordt ze op een trein gezet. Via verschillende treinen en een voettocht belandt ze uiteindelijk in Mauthausen. Aldaar maakt ze de bevrijding mee. In juni 1945 arriveert ze met wagens van het Rode Kruis in Amsterdam.* Dit interview gaat niet alleen over Theresienstadt (volgens de geïnterviewde een ‘tussenstelsel’), maar ook over andere oorlogsherinneringen van de geinterviewde, zoals de bevrijding in Mauthausen. In het laatste deel vertelt de geïnterviewde ook over 'de ontvangst' in Nederland in 1945 en de wijze waarop zij – als enige overlevende van het gezin – het leven weer oppakte en opbouwde.
Date Submitted: 2010-07-29