De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Beleidskaart van de (voormalige) gemeente Mill en Sint Hubert (2012) in de zone Categorie 4 (Gebieden met een hoge archeologische verwachting). Middels deze kaart heeft de gemeente aangegeven dat de locatie onderzoeksplichtig is.
Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op een horstplateau met een rivierafzetting aan de oppervlakte. Het bevindt zich hiermee op de rand van de hooggelegen Peelhorst. Er zijn geen waterlopen in de omgeving, los van een dalvormige laagte waarvan niet bekend is of deze watervoerend was in deze perioden. Evenmin zijn vuursteenvondsten bekend in de omgeving van het plangebied. Om deze redenen wordt een lage verwachting toegekend voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.
De ligging van het plangebied op een hooggelegen horstplateau zal voor latere landbouwende samenlevingen een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest. In de omgeving van het plangebied zijn geen prehistorische vondsten bekend. Het kan niet uitgesloten worden dat ook het plangebied als vestigingslocatie kan zijn gekozen. Voor het plangebied geldt daarom een middelhoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit de periode neolithicum tot en met de ijzertijd als voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.
Het plangebied ligt aan de Meidoornweg ten zuiden van de oude dorpskern van Mill. Het maakte deel uit van een overgangszone van de akkerlanden met heidegronden die worden doorsneden door enkele secundaire wegen met geïsoleerd gelegen bebouwing, getuige bestudering van historisch kaartmateriaal vanaf het begin van de 19e eeuw. Het plangebied maakt aanvankelijk deel uit van deze heidegronden. Vanaf eind 19e eeuw wordt het gebied deels ontgonnen en als bouwland en als bos in gebruik genomen. Er geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor de periode volle middeleeuwen en nieuwe tijd.
Wegens de verwachte aanwezigheid in nagenoeg het hele plangebied van enkeerdgronden en daarmee een plaggendek zijn archeologische resten beschermd tegen latere invloeden. Mogelijke vuursteenvindplaatsen kunnen echter verstoord zijn geraakt bij de aanleg van het plaggendek en de eerste bewerking ervan.
Op basis van het uitgevoerde verkennend veldonderzoek door middel van boringen kan worden gesteld dat de in het bureauonderzoek omschreven verwachte hoge zwarte enkeerdgronden niet in het plangebied zijn aangetroffen. De humeuze toplaag is dunner dan 50 centimeter, zodat er bodemkundig kan gesproken worden van een deels intact laarpodzol. De in het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting (middelhoog voor zowel de periode neolithicum – vroege middeleeuwen als voor de volle middeleeuwen – nieuwe tijd) blijft dan ook gehandhaafd voor het plangebied. Voor alle bodemingrepen vanaf maaiveld wordt een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek vindt bij voorkeur in de vorm van een proefsleuvenonderzoek plaats.
