Het onderzoek is uitgevoerd voor een bestemmingsplanwijziging. Ter plaatse van een akker wordt een agrarisch bouwblok ontwikkeld. In het gehele plangebied is op ca. 1,8 a 2,4 m beneden maaiveld eenbegraven bodemniveau aanwezig. Vermoedelijk zijn dit deoeverafzettingen van de geul die ten noorden van het plangebied isgekarteerd. De hoge verwachting uit het bureauonderzoek voorvuursteen–vindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom gehandhaafdworden vanaf 1,8 m –mvDe oeverafzettingen worden overdekt door komkleien en venige klei.Op basis van het bureauonderzoek kon de geografische ligging van hetplangebied niet exact bepaald worden. Tijdens dit onderzoek isgebleken dat de oeverafzettingen worden overdekt door komklei envenige klei. Daarbinnen zijn geen laklagen aangetroffen of crevasseafzettingenvan holocene rivieren. Om die reden kan voor hetplangebied een lage verwachting worden opgesteld voor hetNeolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen.Voor de periode Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd was in hetbureauonderzoek een lage verwachting opgesteld. Het booronderzoekgeeft geen aanleiding om deze verwachting bij te stellen.In de plannen wordt er vanuit gegaan dat gefundeerd wordt totmaximaal 0,8 m beneden maaiveld en/of gebruik gemaakt wordt vaneen fundering op palen. De voorgenomen graafwerkzaamhedenvormen geen bedreiging voor het archeologische bodemarchief zolangniet dieper wordt gegraven dan 1,5 m beneden maaiveld. Op basis vandeze resultaten is geen vervolgonderzoek nodig voor de huidigeingrepen. Dieper dan 1,8 m beneden maaiveld geldt een hogeverwachting voor vuursteenvindplaatsen. Wanneer degraafwerkzaamheden dieper reiken dan 1,5 m beneden maaiveld (topvan het verwachte niveau met een buffer van 30 cm) wordt eenkarterend booronderzoek geadviseerd.