Westerhoven. Plangebied Sint Servatius. Proefsleuvenonderzoek met doorstart naar opgraving

DOI

Op 22 en 23 april 2013 heeft BAAC bv een proefsleuvenonderzoek met doorstart naar een opgraving uitgevoerd in het plangebied St. Servatius te Westerhoven, in de gemeente Bergeijk. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied zich bevindt op een lager gelegen terrein, op de flank van een dekzandrug. Op basis van bekende vindplaatsen in de omgeving heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting gekregen voor bewoning en sporen van landgebruik uit de periode vanaf de late prehistorie tot en met de late middeleeuwen. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande nieuwbouw, waarbij de in de bodem aanwezige archeologische resten definitief verloren zullen gaan.Uit de opgravingsgegevens is gebleken dat het onderhavige plangebied zich in een breed fluvio-periglaciaal dal bevindt, waarin zich in het Holoceen op circa 200 m ten zuidoosten van het plangebied de beek van Keersop heeft ingesneden. Dat het gebied geschikt was voor bewoning, blijkt uit de sporen van bewoning die tijdens het onderhavige onderzoek zijn aangetroffen. In totaal zijn vijf structuren uit de volle – late middeleeuwen herkend die aan de hand van oversnijdingen en de datering van het vondstmateriaal zijn toegewezen aan drie fasen. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat de vindplaats slechts voor een klein deel is aangesneden. De kans is groot dat buiten de onderzoeksgrenzen meer bewoningssporen aanwezig zijn die mogelijk een ander licht werpen op de fasering die is opgesteld.De oudste bewoningssporen (fase 1) in het plangebied hebben een datering in de 11e eeuw. De structuren 3 en 4 zijn de enige gebouwen die gerekend kunnen worden tot fase 1. In de 12e eeuw vinden zichtbare veranderingen plaats in het onderzoeksgebied. Aan het eind van de 11e en/of begin van de 12e eeuw wordt het bijgebouw structuur 3 van fase 1 ontmanteld om plaats te maken voor de boerderij structuur 1 (fase 2). Behalve een kuil, spoor 1037, zijn geen andere structuren dan de boerderij die bij fase 2 horen aangetroffen. Andere structuren bij deze fase bevinden zich waarschijnlijk buiten het onderzoeksgebied. Na het verlaten van het hoofdgebouw, ergens in de 13e eeuw, lijken er lange tijd geen zichtbare activiteiten in het onderzoeksgebied te zijn uitgevoerd. Dit wil niet zeggen dat er direct buiten het onderzoeksgebied geen bewoningsactiviteiten hebben plaatsvonden, maar deze hebben hun neerslag in ieder geval niet nagelaten binnen het onderzoeksgebied. In de 14e of 15e eeuw verschijnen er weer sporen van bewoning in het onderzoeksgebied (fase 3). Structuren 2 en 5 behoren op basis van het aardewerk dat in een aantal sporen van deze structuren is aangetroffen tot deze fase. Van structuur 5 zijn slechts een aantal sporen bewaard gebleven en het gebouw is daarom niet te vergelijken met andere laatmiddeleeuwse gebouwplattegronden. Overigens zijn er in de omgeving van Westerhoven en elders in Brabant weinig laatmiddeleeuwse gebouwplattegronden bekend. Rond 1250 worden de nederzettingen op de relatief hoge gronden verlaten en vestigt men zich aan de rand van die gebieden, op de overgang naar de lagere delen van het landschap. In deze ‘lagere’ gebieden heeft verhoudingsgewijs minder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Een andere verklaring zou zijn dat huizen na 1250 op poeren worden gebouwd, wat archeologisch gezien minder zichtbaar is dan huizen bestaande uit ingegraven palen zoals in de periode daarvoor. De ontdekking van een laatmiddeleeuws gebouw in Westerhoven met een constructie van ingegraven palen zou eventueel de theorie kunnen weerleggen dat de schaarste aan gebouwplattegronden van na 1250 te wijten is aan het bouwen op poeren, maar het gebouw kan ook één van de uitzonderingen zijn. Na de 14e of 15e eeuw lijkt het onderzoeksgebied verlaten te zijn en is het gebied waarschijnlijk in gebruik genomen als akkerland. Op de kadastrale kaart uit 1832 is het gebied in gebruik als akkerland.

Date: 2015-02

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zxc-csby
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zxc-csby
Provenance
Creator M. Kooi
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.J.W.M. Gruben; L. van Beurden (BIAX Consult); E.A.M. de Boer (BAAC bv); A.C. van de Venne (Kerament)
Publication Year 2016
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact R.J.W.M. Gruben (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format image/jpeg; application/pdf; text/xml; text/csv
Size 3609026; 3699510; 3516014; 3591496; 3664809; 3655333; 3617192; 3674906; 3682795; 3511463; 3486673; 3678163; 3389284; 3456277; 3353178; 3424220; 3419340; 3441868; 3479512; 3554832; 3396845; 3523622; 3574397; 3321510; 3336996; 3455449; 3465634; 3575888; 3628192; 3581300; 3653407; 3792350; 3457410; 3582590; 3463444; 3635865; 3639841; 3366803; 3717215; 3612605; 3706148; 3430283; 3721875; 3379986; 3623130; 3537797; 3647132; 3638784; 3594072; 3655229; 3612075; 3541714; 3639907; 3535014; 3637670; 3434154; 3538068; 3571180; 3597260; 3708712; 3423176; 3503885; 3511269; 3538035; 3337461; 3365973; 3558733; 3411450; 3542224; 3520737; 3613992; 3715874; 3544402; 3486347; 3539659; 3690489; 3478343; 3555446; 3630761; 3503951; 3625737; 3686496; 3581818; 3638464; 3686764; 3673838; 3599534; 3634022; 3671223; 3576952; 3565800; 3561286; 3728953; 5782526; 3239189; 3179290; 3119674; 443303; 440588; 10032; 9014; 215122; 4044; 6294; 52502; 428; 191; 35881
Version 2.0
Discipline Humanities