Binnen het plangebied geldt, op basis van bodemkundige en geomorfologische kenmerken, een hoge archeologische verwachting. Binnen deze zone moet rekening worden gehouden met archeologische resten uit de steentijd-bronstijd en nieuwe tijd (ten tijde van en na de inpolderingswerken van het Huningameer). De resten uit de steentijd-bronstijd kenmerken zich door relatief kleine vindplaatsen met een (oppervlakkige) spreiding van vuurstenen werktuigen en afval. Eventuele resten uit de nieuwe tijd zijn vermoedelijk gerelateerd aan het inpolderen, ontginnen en cultiveren van de gronden en kunnen bestaan uit sloten, greppels en/of wegen. Indien archeologische resten aanwezig zijn, dan bevinden deze zich vermoedelijk in de top van het dekzand, de basis van het veen (beide steentijd-bronstijd) of direct onder het maaiveld (nieuwe tijd). Verder moet in het zuidoostelijke deel van het plangebied rekening worden gehouden met archeologische sporen, structuren en vondsten die gerelateerd zijn aan de voormalige woning die van circa 1900 een eeuw lang binnen het plangebied heeft gestaan. Gezien de geringe ouderdom van het voormalige woonerf wordt aan deze archeologische entiteiten een lage verwachting toegekend.De archeologisch interessante laag, daar waarop de hoge archeologische verwachting berust, is de top van het pleistocene dekzand. De top ligt dicht onder het maaiveld (in of direct onder de bouwvoor) en is in de boringen verstoord. Van afdekkende holocene pakketten (veen, zee- en meerbodemafzettingen) die de top van het dekzand beschermen moet weinig worden voorgesteld.