Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat er in het dekzand op enkele plaatsen (boringen1, 2, 5, 12 en 13) een B-horizont aanwezig is. Hier vinden geen of minimale bodemingrepen plaats die geen bedreiging vormen voor eventueel aanwezige archeologische resten in de top van het dekzand. Op het dekzand ligt in de boringen 4, 5, 6, 8, 9 en 13 een dunne laag veraard veen. In de andere boringen gaat het dekzand direct over in de afdekkende kleilaag.MUG Ingenieursbureau adviseert om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Daar waar de bodem intact is vinden geen of minimale bodemingrepen plaats die geen bedreiging vormen voor het archeologisch bodem-archief. Ook op de plaats van de nieuwbouw is de bodemingreep, met uitzondering van de leidingsleuf, circa 50 cm. De leidingsleuf wordt circa 70-80 cm diep en ligt op een plaats waar de top van het dekzand niet meer intact is. De voorgenomen ingrepen vormen geen bedreiging voor mogelijk archeologische resten uit de middeleeuwen die gekoppeld zijn aan de ontginningsassen.Het bevoegd gezag, gemeente Westerkwartier, besluit hoe verder wordt omgegaan met het archeologisch erfgoed op basis van het bovenstaande advies.