BO IVO Elst Schubertstraat BO en IVO Schubertstraat Elst

DOI

Laagland Archeologie heeft in november 2018 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - karterende fase uitgevoerd aan de Schubertstraat te Elst. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure vanwege het voornemen op het terrein acht twee-onder-een-kap woningen te realiseren. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Hiertoe zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld (zie paragraaf 1.7).Landschappelijk ligt het plangebied in een overstromingsvlakte met in de ondergrond dekzandafzettingen. Volgens de Zand in Banen - Zanddieptenkaart bevindt het Pleistocene zand zich op 2,0 tot 3,0 M –Mv. In de regio rondom Elst werd het Pleistocene “Laagterras” ca. 4000 BP afgedekt met Holocene rivierafzettingen door de stijging van de zeespiegel en de daarmee hoger wordende erosiebasis. Volgens het vernieuwde digitaal basisbestand paleogeografie van de Rijn-Maas Delta ligt het plangebied binnen ca. 50 m van de Santacker-Driel stroomgordel, in de overstromingsvlakte. De Santacker-Driel stroomgordel was actief in de periode 2700-2260 yr BP (750-310 jaar v. Chr.). Mogelijk bevinden zich dicht aan de oppervlakte oeverafzettingen en was het plangebied geschikt om te bewonen vanaf de IJzertijd tot nu. Op een diepte van 2,0 tot 3,0 m kunnen archeologische resten uit het mesolithicum en neolithicum verwacht worden. Resten vanaf het neolithicum tot ijzertijd kunnen op een of meerdere afgedekte archeologische niveaus worden aangetroffen binnen 1,0 en 2,0 à 3 m -Mv. Archeologische resten vanaf de ijzertijd kunnen vanaf ongeveer 1,0 à 1,5 m –Mv op een of meerdere archeologische niveaus worden aangetroffen. Het karterende booronderzoek had tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Ook hiertoe zijn onderzoeksvragen opgesteld (paragraaf 5.2).Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans groot dat het plangebied archeologische sporen bevat. Er zijn maximaal drie laklagen in oeverafzettingen aangetroffen vanaf 130 à 160 cm –Mv (7,11 à 7,42 m +NAP). In de bovenste laklaag op 130 à 160 cm –Mv (7,11 à 7,42 m +NAP) zijn overal archeologische indicatoren in de vorm van één enkel fragmentje gebroken kwarts en houtskool aangetroffen. In boring 1 is in de middelste laklaag op 170 tot 210 cm –Mv een fosfaatvlek aangetroffen. Verder zijn afgezien van recente bijmengingen geen archeologische indicatoren aangetroffen. De bovenste afzettingen bestonden voor een belangrijk deel uit beddingafzettingen van een ondiepe geul en geroerde grond, waarin geen archeologische sporen te verwachten zijn. Intacte oeverafzettingen die de boven beschreven beddingafzettingen afdekken, zijn slechts deels aanwezig doordat de bodemopbouw op drie van de vijf boorpunten tot 60 à minimaal 70 cm uit een verstoorde bodemopbouw bestaat. Het archeologisch belang van de aangetroffen archeologische niveaus is hoog. Echter omdat de diepte van de geplande verstoring vermoedelijk overwegend niet dieper dan ongeveer 100 cm –Mv reikt en de laklagen met mogelijke vindplaatsen zich op tenminste 130 cm –Mv bevinden wordt niet verwacht dat vindplaatsen zullen worden bedreigd.In het selectieadvies van Drs. J. Habraken (Regioarcheoloog regio Arnhem) d.d. 8 april 2020 zijn de volgende voorwaarden opgesteld: 1) Bodemingrepen tot 7,50 + NAP worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek.2) Indien diepere bodemingrepen benodigd zijn, is vervolgonderzoek noodzakelijk in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. In uitzonderlijke gevallen kan worden gekozen voor een archeologische begeleiding (zoals het graven van rioolsleuven).Gravend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden op basis van een door de gemeente Overbetuwe goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).3) Het palenplan voor de fundering dient te voldoen aan de voorwaarden voor archeologievriendelijk bouwen zoals verwoord in het Handboek Archeologie voor de regio Arnhem (zie Bijlage 12).Indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan gedaan worden bodemingrepen die niet dieper zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek.Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-297-6e8r
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-297-6e8r
Provenance
Creator JJA Wijnen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak; Laagland Archeologie
Publication Year 2020
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/octet-stream; application/dbf; application/prj; application/shp; application/shx; text/xml
Size 5; 121; 433; 705; 240; 140; 8981; 8047; 3215; 1109; 1416; 1888; 830; 1448; 3136; 24956; 3733; 1851; 1148; 1598; 1749; 1895; 2143; 11214; 1267; 1624; 2060; 1391; 1617084; 978; 1602; 170848; 2664; 977; 1280; 1578488; 907; 1208; 2963; 6881; 38289; 1212; 2123; 2075; 1489; 1733; 1524; 2250; 49629; 77; 252; 108; 3896
Version 1.0
Discipline Humanities