BAAC heeft, in samenwerking met het explosieven-opsporingsbedrijf ECG, tussen 29 oktober 2017 en 26 januari 2018 in opdracht van de gemeente Venlo een archeologische opgraving uitgevoerd in het plangebied Kazernekwartier-Fort van Venlo. Tijdens het onderzoek zijn 12 opgravingsputten met een totale oppervlakte van 8.915 m2 onderzocht, waarvan 8.569 m2 in het eerste vlak en 346 m2 in het tweede vlak.De aanleiding voor het archeologisch onderzoek was de voorgenomen realisatie van het Fort van Venlo. Het Fort van Venlo betreft een initiatief, waarin het fort en de kazerne worden gecombineerd met een “Leisure Dome” en“Authentic Food & Handmade Market”. Het complex zou met behulp van een kabelbaan met de Venlose binnenstad worden verbonden. Door de diverse bouwactiviteiten zouden de mogelijk aanwezige archeologische resten verlorengaan. Er is daarom door de gemeente besloten om in het kader van het bouwrijp maken van het plangebied een opgraving uit te laten voeren om alle historische en archeologische resten nauwkeurig te documenteren en zodoendeook bouwstenen aan te reiken voor de nieuwe inrichting.Tijdens het onderhavige onderzoek is fase 1 onderzocht. Dit betreft globaal het gebied ten zuiden van de voormalige appèlplaats en het deel ten westen daarvan, voor zover gelegen binnen de muren van het voormalige fort Sint-Michiel. Dit deel van het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,4 ha.Fase 1 bevat drie sub-zones (1A, 1B en 1C).Zone 1A betreft het te onderzoeken gebied ten zuiden en westen van de gebouwen B en C. Het totale oppervlak van dit gebied bedraagt ca. 6400 m2.Gezien de historische kaarten en foto’s kunnen hier resten worden aangetroffen van de binnenbebouwing (barakken) van het fort, evenals de verdwenen bebouwing van de Frederik Hendrikkazerne (keukengebouw, schuilkelders).Zone 1B omvat de tennisbaan, terreindelen rond de gebouwen E en F en de weg voor de gebouwen B en C. De totale oppervlakte hiervan bedraagt circa 6000 m2. Ter hoogte van de tennisbaan bevindt zich vermoedelijk de centralewaterput van het fort.Zone 1C betreft de locatie van het gesloopte gebouw D en beslaat 1810 m2.Onder gebouw D liggen vermoedelijk de resten van een poterne (doorgang door de wal van het fort), de fortmuur is, gezien de vorige onderzoeken, in ieder geval nog aanwezig.De onderzoeksvragen in het Programma van Eisen (PvE) waren toegespitst op de al eerder aangetroffen vindplaatsen op het kazerneterrein. Hierbij was vooral veel aandacht voor de Romeinse tijd en het fort Sint-Michiel. Van de periodevóór het fort zijn nauwelijks sporen aangetroffen, op drie mogelijke haardkuilen en vijf greppels uit de middeleeuwen of vroege nieuwe tijd na. Van de periode waarin het fort in gebruik was, waren wel veel sporen aanwezig. Het gaat omdelen van de buitenmuur, poterne, drie barakken, de centrale waterput en mortierbomkraters. De drie aangetroffen barakken (barak A, B en C) lagen aan de rand van het binnenterrein (terreplein) dicht tegen de wal. De gebouwenkwamen qua afmetingen en inrichting nagenoeg met elkaar overeen en zijn omstreeks 1641 door Spaanse troepen aangelegd. In de eeuwen die hierop volgden werden de bouwwerken meerdere malen hergebruikt, beschadigd bijbelegeringen en verbeterd/aangepast. De eerste grote verbouwingsfase vindt plaats omstreeks het begin van de 18e eeuw, nadat de Staatse troepen het fort in 1702 in handen krijgen. Barak A wordt gesloopt, barak B wordt op denoordoostelijke hoek na gesloopt en barak C blijft gehandhaafd maar zonder binnenmuren. Wanneer het fort aan het eind van de 18e eeuw in Franse handen komt, wordt alle oorspronkelijke bebouwing op het terreplein afgebroken,inclusief de centraal op het fort gelegen waterput.Uit de periode na het verdwijnen van het fort, ten tijde van de kazerne (1910-2003), zijn ook opvallende sporen en vondsten aanwezig. Het gaat hierbij om resten van de oorspronkelijke kazernekeuken, straatwerk, een dubbele vuilnisbak en een schuilkelder. Deze sporen waren al bekend van historische kaarten en luchtfoto’s, maar het archeologische onderzoek heeft toch enkele interessante zaken aan het licht gebracht. Zo was onder anderede vloer van de stookruimte onder de kookketels nog aanwezig. Op het baksteen waren de berekeningen en vetkrijtlijnen van de te metselen opgaande muurdelen nog zichtbaar. Verder kwamen ook een vloer van een kelder in het zogenaamde ‘lokaal van uitgifte’ en delen van de ketelruimte aan het licht.Van de 12 schuilkelders die door de Duitse bezetter op het kazerneterrein zijn aangelegd, is wederom één kelderfundering aangetroffen. Deze kelder is omstreeks 1941 gebouwd en is net na de oorlog al gesloopt. Tal vanbouwhistorische details konden worden opgetekend, zodat een vergelijking met andere schuilkelders mogelijk was. De kelder bestond uit een betonvloer of grondplaat met een dikte van circa 10 tot 25 cm. Hierop was een lage betonnen,opgaande muur aangebracht. Op deze fundering werden bakstenen gewelven gemetseld.Andere verrassende resultaten werden behaald met het onderzoek naar het krijgsgevangenkamp of Duitse mijnruimerskamp dat op de kazerne was gelegen van het midden van 1945 tot het najaar van 1946. Na de oorlog blevenduizenden Duitse militairen in Nederland achter om (verplicht) mijnen te ruimen. De militairen verbleven onder bewaking in speciale kampen, waarvan er één op het kazerneterrein kwam te liggen. Onder de recente verhardingen puinlagen zijn tijdens het veldwerk verspreid over het terrein achter legeringsgebouwen B en C verschillende sporen waargenomen en vondsten gedaan die in verband kunnen worden gebracht met het kamp. Het betreft drie kleine afvalkuilen met onder andere keuken- en munitieafval, twee grote vierkante afvalkuilen vol met kachelslak en afval uit het kamp, de ziekenboeg en werkplaats, een kuil met Duitse anodebatterijen, een fundering van een noodgebouw, de deels gesloopte schuilkelder met afvalstort en een diepe sleuf die versterkt is geweest met ijzeren golfplaten en hout. Paalkuilen van de omheining of wachtposten werden opvallend genoeg niet aangetroffen.Samenvattend heeft het onderzoek voornamelijk nieuwe inzichten opgeleverd over de gebruiksperiode van het fort en het krijgsgevangenkamp voor Duitse mijnruimers uit 1945-1946. Daarnaast werden de bevindingen met betrekkingtot de fortmuur, schuilkelders en de kazerne uit de vooronderzoeken bevestigd en aangevuld. Hoewel niet geheel kan worden uitgesloten dat de sporen van één of enkele Romeinse of middeleeuwse fenomenen door de laterebebouwing en gebruik in het geheel zijn uitgewist, lijkt het vrijwel ontbreken van vondstmateriaal uit die periode op het zuidelijk deel van het kazerneterrein toch aan te tonen dat van een Romeinse of middeleeuwse nederzetting vanenige omvang hier geen sprake kan zijn geweest.
Files not yet migrated to Data Station. Files for this dataset can be found at https://easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:162984.