Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.
Door de ligging binnen het oude dorpslint van Beets moet binnen het plangebied vooral nog
rekening gehouden worden met archeologische resten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen en
vooral Nieuwe tijd.
Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat onder een recente bovenlaag nog ophogingslagen
uit de 19e en 20e eeuw aanwezig zijn waarin archeologische resten/sporen verwacht kunnen.
Niet uitgesloten kan worden dat in het noordelijke deel op grotere diepte nog oudere lagen
aanwezig zijn die teruggaan tot de periode vanaf het ontstaan van het dorp Beets. De top van de
ophogingslagen ligt in het noordelijke deel van het plangebied op een diepte van 50 tot 65 cm -mv
(0,75 – 0,96 m -NAP). In het zuidelijke en eerder onderzochte deel van het plangebied ligt dit al op
25 tot 30 cm -mv (0,22 – 0,49 m -NAP). De onderliggende natuurlijke afzettingen, van boven naar
beneden het Laagpakket van Walcheren, Het Hollandveen en het Laagpakket van Wormer, hebben
een lage archeologische verwachting.
Het is niet volledig uit te sluiten dat zowel ter plaatse van de te slopen schuur als ter plaatse van de
geplande nieuwbouw in het zuidelijke deel van het plangebied nog archeologische resten
voorkomen die bedreigd worden door de voorgenomen werkzaamheden. Daarom adviseert ADC
ArcheoProjecten hier vervolgonderzoek uit te voeren. In eerste instantie wordt geadviseerd om de
sloop van de ondergrondse delen (verwijderen fundering en vloer) van de schuur uit te voeren
onder archeologische begeleiding. Tenzij de sloopbegeleiding al voldoende uitsluitsel geeft over de
afwezigheid van archeologische resten/sporen in het plangebied dient vervolgens, omdat de
ontgraving voor de nieuwbouw dieper reikt dan de vloer en fundering van de bestaande schuren,
de graafwerkzaamheden voor de nieuwbouw ook te worden uitgevoerd onder archeologische
begeleiding. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek
door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de
civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden
geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte
invulling van de werkzaamheden dient voorafgaand aan het veldwerk te worden vastgelegd in een
door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).