In opdracht van Stichting Nationale Dierenzorg heeft RAAP in het plangebied Zijdeweg 54-56 in de gemeente Wassenaar een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw. Het veldwerk vond plaats van 30 april t/m 2 mei 2019.Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het plangebied drie proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 366 m2 op vlak 1 en 209 m2 op vlak 2. Dit komt neer op een dekkingsgraad van respectievelijk 11% (vlak 1) en 6% (vlak 2) in deelgebied 1, en 17% (vlak 1) en 9% (vlak 2) in deelgebied 2.Verspreid over de proefsleuven zijn verschillende archeologische resten aangetroffen, die de bewoningsgeschiedenis van het erf door de afgelopen eeuwen vertegenwoordigen. In deelgebied 2 bleken de oudste sporen en vondsten te liggen. Hier zijn in ieder geval sinds begin 17e eeuw, maar mogelijk al in de Middeleeuwen, greppels, kuilen en paalkuilen gegraven. In de daaropvolgende periode is een ophogingspakket ontstaan boven de sporen. Waarschijnlijk was het perceel eerst nog in gebruik als akker en later -vanaf de 18e eeuw- als weiland (mogelijk vanwege vernatting als gevolg van de stijgende zee- en grondwaterspiegel). De sporen en vondsten in deelgebied 2 behoren daarmee toteen oudere fase dan het huidige boerderijgebouw; dat dateert namelijk pas uit het eind van de 17e eeuw. Op een kaart uit 1614 zijn de Landscheidingsweg en enkele bekende buitenplaatsen herkenbaar, en hieruit valt af te leiden dat er op dat moment inderdaad al een boerderij in het plangebied aanwezig was.De grondsporen en vondsten in deelgebied 1 dateren hoofdzakelijk uit de 18e en 19e eeuw, en behoren daarmee tot de gebruiksfase van de boerderij die eind 17e eeuw is aangelegd (en waarvan het hoofdgebouw nu nog aanwezig is). Onder andere op een kaart van Cruquius uit 1712, en vooral op de kadastrale minuut uit 1811-1832, is het erf relatief gedetailleerd afgebeeld en zijn de gebouwen en de boomgaard herkenbaar. In de grondsporen in deelgebied 1 is een relatieve fasering zichtbaar; de fasen zijn echter niet aan specifieke tijdspannes toe te wijzen. Noemenswaardig is de vondst van een scherf handgevormd aardewerk (Late IJzertijd of inheems-Romeinse tijd), die echter sterk verweerd is en is aangetroffen in een grondspoor uit de 18e of 19e eeuw.