Uit het archeologische onderzoek blijkt dat binnen de bouwput van de melkveestal resten aanwezig zijn uit drie perioden: uit de periode rond het begin van de jaartelling, uit de (late) middeleeuwen en uit de nieuwe tijd.De resten uit de periode rond het begin van de jaartelling bestaan uit een geul die zich in de kwelderafzettingen heeft ingesleten. In deze geul is dierlijk botmateriaal gevonden dat dateert uit circa 40 na Chr. Ook is in de directe omgeving van de geul scherven terpaardewerk aangetroffen uit de periode 200 v. Chr. tot 200 na Chr. Deze vondsten geven aan dat het gebied in deze periode, de overgang van de late ijzertijd naar de vroeg-Romeinse tijd, door de mens werd gebruikt. Mogelijk lag hier toen een vlaknederzetting.Op de kwelderafzettingen is vervolgens in de (late) middeleeuwen een huiswierde ontstaan. Van deze middel-eeuwse bewoning zijn, naast wierdeophogingen, twee plaggenputten, een mestkuil en een aantal paalkuilen gevonden. Deze sporen worden afgedekt door wierdelagen waarin kogelpotaardewerk uit de periode tussen de 12e en de eerste helft van de 14e eeuw is gevonden.De nieuwetijdse resten hebben betrekking op de boerderijplaats Siewertsmaheerd. Van deze historische boerderij-plaats zijn minimaal drie fasen teruggevonden. De jongste fase betreft funderingen en een waterkelder die dateren uit circa 1873, toen de boerderij is verbouwd en het nieuwe voorhuis op de gedempte gracht die rondom de boerderijplaats lag is gebouwd. Ook kan een aantal funderingen die in de hals van de gesloopte boerderij is gevonden mogelijk worden gerelateerd aan de boerderij zoals deze op de Kadastrale Minuut van 1828 staat aangegeven. De gracht rondom de boerderij staat op de Kadastrale Minuut nog wel aangegeven en moet bij de verbouwing in 1873 zijn gedempt. De gracht is gedempt met bouwmateriaal afkomstig van de sloop van het oude voorhuis in 1873; vondstmateriaal uit de onderste lagen van de gracht geeft aan dat deze tussen de 17e en de 19e eeuw in gebruik moet zijn geweest. Tot slot is er een aantal sporen aangetroffen (funderingen, waterputten en een waterkelder) die buiten zowel de bebouwing op de Kadastrale Minuut als de bebouwing uit 1873 ligt. Deze sporen kunnen behoord hebben tot een voorganger van de boerderij die op de Kadastrale Minuut staat. Op basis van de gebruikte bakstenen zou deze voorganger kunnen dateren uit de 16e of 17e eeuw. Deze oude bebouwings-resten geven aan dat deze voorganger meer ten zuiden van de boerderij op de Kadastrale Minuut lag.De aanleiding voor dit onderzoek is de sloop van een oud woonhuis en stal en de nieuwbouw van een melkveestal op de locatie. Op de archeologische verwachtingskaart en de beleidsadvieskaart van gemeente Het Hogeland heeft het plangebied de aanduidingen ‘wierde’ en ‘historische boerderijplaats’ en heeft het een hoge archeologische verwachting. Het bevoegd gezag, gemeente het Hogeland, besloot hierop de grondwerkzaamheden (sloop onder maaiveld van de huidige bebouwing en graafwerkzaamheden voor de nieuwe melkveestal) archeologisch te laten begeleiden.