De landschappelijke gegevens uit het bureauonderzoek zijn bevestigd tijdens het veldwerk en konden verder worden aangescherpt. Het plangebied ligt inderdaad in een slecht ontwaterde laagte en er zijn zwarte enkeerdgronden ontwikkeld. Het aanwezige esdek wijst op landbouwkundige activiteit vanaf de late middeleeuwen, met name in de nieuwe tijd. Voorafgaand aan de nieuwe tijd was men nog niet intensief bezig met het verhogen van lagere, natte gebieden voor landbouw en was het plange bied (te?) nat voor reguliere bewoning en beakkering. De aanwezigheid van enkele scherven uit steengoed keramiek en roodbakkend aardewerk duidt op activiteit in het plangebied vanaf de 17e eeuw, die wellicht teruggaan tot de late middeleeuwen. Het kan niet uitgesloten worden dat, juist mede door de natte omstandigheden, in het plangebied resten te vinden zijn van vlasbewerking of andere ambachten waarvoor natte omstandigheden vereist waren. De verstoringen tot ongeveer 50 cm -mv wijzen erop dat ondiepe grondsporen verdwenen kunnen zijn, hoewel dit ook de dikte van het esdek is. Van diepere grondsporen zal het bovenste gedeelte ook vergraven zijn. De resten van de oorspronkelijke bodem geven echter juist aan de natuurlijke bodem slechts in beperkte mate is geroerd, en archeologische grondsporen dus relatief goed bewaard kunnen zijn. De bodem is tot verschillende diepte en tot in uiteenlopende bodemhorizonten geroerd. De geploegde laag is 40 tot 60 cm dik. Door het ploegen is de top van de natuurlijke bodem grotendeels of volledig onthoofd. In geen boring is de originele A-horizont van de veldpodzol aangetroffen, en alleen in boring 7 is de EB-horizont zichtbaar. In 6 boringen is de B/BC-horizont van de originele podzol bewaard gebleven, en in 2 boringen is de natuurlijke bodem volledig onthoofd en is enkel de C-horizont bewaard.