In opdracht van SWECO, namens Exclusief Project te Venray, heeft BAAC een archeologische opgraving in combinatie met een archeologische begeleiding protocol opgraven uitgevoerd in het plangebied Wanssum-Haven in de gemeente Venray. De aanleiding voor het archeologisch onderzoek was de voorgenomen
uitbreiding van de industriehaven van Wanssum, inclusief aangrenzend bedrijventerrein, en de inrichting van een natuurcompensatiegebied. Het plangebied worden vier deelgebieden onderscheiden: Industriehaven,
Natuurcompensatiegebied, Euroveen en Gebouw 2 & 4. Deze rapportage heeft betrekking op de deelgebieden Industriehaven en Natuurcompensatiegebied.
In de opgravingsresultaten worden de steentijd en bronstijd vertegenwoordigd door (vuur)stenen artefacten. Het vrijwel ontbreken van grondsporen wijst in de richting van een extensief gebruik van het landschap gedurende deze perioden.
Uit de vroege ijzertijd dateren twee clusters van grondsporen, waarschijnlijk de resten van twee nederzettingen. De oostelijke cluster bestond uit enkele kuilen en een greppel. Opmerkelijk is dat de greppel, evenals drie nabijgelegen kuilen, zeer veel scherven secundair verbrand aardewerk bevatten, en potten met bijzondere versieringspatronen die elders zelden worden aangetroffen. Ter hoogte van de westelijke nederzetting zijn eveneens vondstrijke kuilen met secundair verbrand aardewerk gevonden. Botanisch onderzoek leverde bewijs voor de verbouw van bedekte gerst, emmertarwe, broodtarwe, pluimgierst, oot, erwt, en lijnzaad. Dierlijk bot ontbreekt vrijwel geheel.
In het westelijk deel van het plangebied werd in de vroege- of midden ijzertijd een crematiegraf aangelegd. Vanaf het midden van de 4e eeuw v.Chr. tot omstreeks het begin van de Romeinse tijd zijn hier vervolgens nog 27 mensen begraven. De meeste graven bevinden zich in twee clusters, enkele graven zijn geïsoleerd gelegen. Eén graf betreft een bijzetting in een urn, de overige crematies zijn bijgezet in organische containers, of zonder container in een kuil geplaatst. Het gaat om ondiepe kuilen, nergens zijn sporen van kringgreppels of resten van heuvellichamen ontdekt. In de graven komen doorgaans weinig grafgoederen voor; losse scherven aardewerk, fragmenten van glazen armbanden en een paar metalen objecten zoals een fibula, gordelhaak en een mogelijke ijzeren kropfnadel. In slechts weinig graven werd dierlijk bot, afkomstig van varken en schaap/ geit, gevonden. In één graf werden verbrande voedselresten aangetroffen, van een pap-achtige maaltijd, gemaakt van emmer. Ter hoogte van de zuidelijke cluster
crematiegraven bevond zich een vierkante greppelstructuur een monument, met centraal daarbinnen gelegen een waterput.
In de vroege middeleeuwen, tussen 475 en 575 n.Chr., bevond zich in het westelijk deel van het plangebied een nederzetting. Resten van hoofdgebouwen en schuren zijn niet aangetroffen. De ligging hiervan wordt vermoed ter hoogte van het niet onderzochte, centrale deel van het nederzettingsareaal. Aangetroffen zijn elf hutkommen, tientallen kuilen, paalsporen, twee waterputten en de resten van een smidse. De smidse bestond uit een locatie waar een haard heeft gestaan omgeven door een constructie die diende als windvanger. De slakken werden gestort
in naastgelegen kuilen. De omvang van de ijzerbewerking, de productie van ijzerbaren, die in de nederzetting plaatsvond is onduidelijk. Mogelijk bestaat een relatie met de ijzerwinning- en productie in Well-Aijen aan de oostzijde van de Maas. Naast de metaalslakken zijn de meeste afvalkuilen van de nederzetting gevuld met ‘standaard‘ nederzettingsafval zoals aardewerk, hergebruikt Romeins bouwkeramiek, glazen kralen en scherven van glazen vaatwerk. De vegetatie in de omgeving van de nederzetting bestond uit bomen en struiken, maar was open van
karakter. Ter hoogte van de naastgelegen voormalige geulen, bevond zich vermoedelijk een broekbos. Op de hoger gelegen, drogere grond groeide hazelaar, eik en berk. Het ging mogelijk om een beheerd bos of een zeer voedselarm
eikenbos, waar ook heide groeide. De bewoners van de nederzetting verbouwden bedekte gerst, emmertarwe, pluimgierst, rogge, haver of oot en lijnzaad. Vruchten als sleepruim, appels en hazelnoten werden geconsumeerd.
De agrarische activiteiten op het nederzettingsterrein zelf omvatten het dorsen en verwerken van de lokaal geteelde gewassen als rogge en vlas. Het slacht- en consumptieafval - het dierlijk botmateriaal - is afkomstig van rund, schaap/
geit, varken, edelhert, hertachtigen/holhoornigen, grote, middelgrote en kleine zoogdieren, middelgrote en kleine vogels en vissen. Na het verlaten van de nederzetting is het gebied enkel gebruikt voor agrarische doeleinden, hiervan getuigen akkerlagen en percelering uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd.
adobe acrobat document, 9.0