Inleiding
Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Baltus Polderdijk 8a te Castricum (afbeelding 1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een paardenstal.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 6600 m2 met een diepte van maximaal 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
In 2015 heeft er op deze locatie reeds archeologische onderzoek plaatsgevonden voor de bouw van een overkapte paardrijbak en een paddock. Transect heeft destijds een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Gezien de dichte ligging van het nieuwe plangebied bij het oude plangebied is het bureauonderzoek overgenomen op advies van de gemeente Castricum. Er hoeft dus alleen een nieuw booronderzoek plaats te vinden om de bodemgaafheid te toetsen.
Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek
Op basis van het eerder genoemde bureauonderzoek is er een verwachtingsmodel opgezet. Voor de Late-IJzertijd en Romeinse Tijd heeft het plangebied een hoge verwachting. Deze resten en sporen bevinden zich waarschijnlijk in het bovenste deel van de getijdeafzettingen, aan het maaiveld. Voor de periode vroege Middeleeuwen tot de late Middeleeuwen kan men uitgaan van een lage verwachting. Er zijn ook geen indicaties voor bewoning tijdens de Nieuwe Tijd in en rondom het plangebied. Hierdoor geldt ook voor deze periode een lage verwachting.
Archeologische interpretatie veldonderzoek
Het natuurlijke bodemtype is in het noordelijke deel van het plangebied verstoord door ploeg- of graafwerkzaamheden, waarschijnlijk veroorzaakt door het aanleggen van de huidige gebouwen. Het zuidelijke deel bewaard in boringen 1 en 3 een deel van de oorspronkelijke bodemopbouw. Boring twee ligt centraler in het plangebied, dichtbij de sloot, waardoor de kans op verstoring groter is. Desalniettemin lijkt het meest zuidelijke deel van het gebied een deel van de oorspronkelijke bodemopbouw te bewaren, met eventuele archeologische sporen.
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Ook al is het niet het doel van een verkennend booronderzoek om archeologische resten op te sporen, wordt de kans op het aantreffen van dergelijke resten klein geacht.
Wat het zuidelijke deel betreft bestaat de natuurlijke ondergrond uit afzettingen behorende tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Het betreft hier getijden en geulafzettingen. Het milieu is erosief ten opzicht van het onderliggende pakket dus de kans op archeologische resten in het plangebied van voor de Romeinse tijd is zeer onwaarschijnlijk. Bovenop het natuurlijke profiel bevindt zich een dik pakket bouwvoor met veel ploegsporen. Deze verstoring is aanwezig tot ca 50 cm – Mv (ca. 1m -NAP) en reikt tot in de top van de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. De aanwezigheid van geconserveerde archeologische sporen in het bouwvoor en in de top van de Formatie van Naaldwijk wordt gezien de verstoringen en de aard van de afzettingen zeer klein geacht. Het plangebied is in het noordelijke deel verstoord tot diep in de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Intacte archeologische resten worden derhalve dus niet meer verwacht.