Er zijn tijdens het veldonderzoek 37 spoornummers toegekend. Na het onderzoeken van de sporen bleken hiervan 15 van (sub)recente oorsprong te zijn en 2 van natuurlijke oorsprong (Spoor nr. 8 en 20). Er zijn dus in totaal 20 archeologische sporen aangetroffen in de vorm van greppels, (paal- en boom)kuilen, (constructie)hout, verkoold hout, een mogelijke veenverbrandingslocatie en enkele moeilijker te identificeren sporen.
De vondsten en sporen die zijn aangetroffen duiden met name op antropogene activiteit in het Neolithicum, de Bronstijd en de Nieuwe Tijd Vroeg en Laat. De meeste potentieel oudere sporen zijn aangetroffen in het oostelijke deel van het onderzoeksgebied, ter plaatse van Proefsleuf nr. 8, 10 en Put nr.11. Vanwege het ontbreken van diagnostisch vondstmateriaal was het echter moeilijk om een groot deel van de sporen in de top van de Afzettingen van Gorkum te dateren. In de top van de Afzettingen van Gorkum, hier niet afgedekt door veen, kunnen namelijk sporen worden aangetroffen die dateren uit de periode van het Laat Neolithicum t/m het heden. Er zijn echter ook sporen aangetroffen die wel beter kunnen worden geduid en/of vermeldenswaardig zijn.
Ter plaatse van Proefsleuf nr. 6 werd onder het Hollandveen een onregelmatig spoor aangetroffen (Spoor nr. 17). Het is echter onduidelijk of dit nu een laag, bijvoorbeeld een oeverafzetting, of een ondiep spoor in de top van de Afzettingen van Gorkum betreft. Omdat dit spoor niet werd bedreigd door de geplande graafwerkzaamheden, is het niet volledig onderzocht en in situ behouden. Niet alleen is dit het enige potentiële spoor dat onder het veenpakket is vastgesteld, het is ook het enige spoor waarin een aardewerkfragment uit het Neolithicum is aangetroffen en dat dus waarschijnlijk uit het Neolithicum stamt.
Ter plaatse van de westelijke uitbreiding van Proefsleuf nr. 8 werd een donkergrijze zone aangetroffen met opvallend meer houtskool in de top van de Afzettingen van Gorkum dan in de omliggende zone (Spoor nr. 30). Dit spoor betreft vermoedelijk een kuil, die op basis van de C14-datering is gedateerd in de Vroege Bronstijd/ Midden Bronstijd A.
In de directe omgeving zijn geen andere (oude) sporen of vondsten aangetroffen. Dat een stuk hout met deze datering op het Hollandveen is aangetroffen lijkt op basis van de archeologische verwachtingen van het vooronderzoek enigszins verassend. Dit omdat op en in de top van het Hollandveen archeologische resten werden verwacht uit de periode van de IJzertijd t/m begin van de Late Middeleeuwen. In werkelijkheid ligt dit iets genuanceerder en is deze datering zeker mogelijk. De start en het einde van veengroei is hier niet exact bepaald en gezien de nabije ligging van de stroomrug en diens hogere ligging is het mogelijk dat de veengroei zo hoog op de flank eerder ten einde is gekomen. Het veen was hier bovendien relatief dun. Ervan uitgaande dat dit stuk hout niet is verplaatst, is de datering van het hout in de Midden Bronstijd B dan een terminus ante quem voor het einde van de veengroei.
Ter plaatse van Proefsleuf nr. 9 werden in de top van het Hollandveen drie eikenstammen aangetroffen (Spoor nr. 14, 15 en 16). Bij één van deze ontschorste stammen werd een halfronde uitsparing vastgesteld die door menselijk toedoen was ontstaan. Daarom moet dit hout worden geïnterpreteerd als constructiehout. Het aantal beschikbare jaarringen was ontoereikend om een betrouwbare dendrochronologische datering vast te stellen en daarom dient een brede datering te worden aangehouden in de periode van de Bronstijd tot het begin van de Late Middeleeuwen. De aanwezigheid van deze vondst kan echter een indicatie zijn dat buiten het onderzoeksgebied, ten noorden van Proefsleuf nr. 9, een archeologische vindplaats kan worden verwacht.
Ter plaatse van het zuidelijke deel van Proefsleuf nr. 8 werd een kuil aangetroffen waarvan de vullingen vermengd waren met zelas-achtig materiaal (Spoor nr. 6). Vermoedelijk is hier veen gestookt als brandstof. Binnen welke ruimere context dit plaats heeft gevonden is onduidelijk. Op basis van de vondst van een wandfragment Roodbakkend aardewerk in de bovenste vulling kan deze activiteit hoogstwaarschijnlijk worden gedateerd in de Nieuwe Tijd Vroeg of Midden.
Ter plaatse van Put nr. 11 werden twee grote gelijksoortige kuilen aangetroffen met een diameters van circa 2.7 en 2.8 meter en een humeuze vulling (Spoor nr. 32 en 33). Op basis van de macrobotanische waardering van twee vullingen uit deze sporen bleken deze veel onverkoolde botanische macroresten te bevatten: onder andere zeggesoorten en waterpeper.
Ten tijde van het veldonderzoek bestond het vermoeden dat deze sporen uit de Bronstijd of het Neolithicum stamden, maar op basis van een C14-datering van de onverkoolde zaden van waterpeper bleek het om veel jongere sporen te gaan die in de Nieuwe Tijd Vroeg dienen te worden gedateerd. Het is mogelijk dat Spoor nr. 6, 32 en 33 uit dezelfde periode dateren.
-
Er zijn 25 vondsten aangetroffen met een totaalgewicht van 108 gram. Dit betreft 5 aardewerkfragmenten, 19 stuks huttenleem/ ovenwandfragmenten en een fragment dierlijk botmateriaal. Naast aardewerk uit de Nieuwe Tijd is ook één klein fragment handgevormd aardewerk met een nagelindruk als versiering aangetroffen in Spoor nr. 17. Dit aardewerkfragment dateert uit het Laat Neolithicum.
-
Hoewel vanwege de beperkte omvang en diepte van het onderzoek geen duidelijkheid is verkregen over de aard en de begrenzing van de vindplaats(en) is de aanwezigheid van vooral de archeologische resten uit de Prehistorie, gerelateerd aan de Schoonrewoerdse Stroomrug, van belang. Zowel op basis van de fysieke alsook de inhoudelijke criteria, zoals vastgelegd in de KNA 4.0, Deel II, Bijlage IV (Waarderen van vindplaatsen), is sprake van een als behoudenswaardig aan te merken archeologische vindplaats.
Aanbevelingen
Er wordt geadviseerd om de bestaande archeologische dubbelbestemming in het bestemmingsplan te handhaven.
Bij toekomstig archeologisch onderzoek dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:
-
De verwachting voor sporen in de top van het Hollandveen dient enigszins te worden bijgesteld. Eén van de bevindingen van dit onderzoek is dat de dynamiek van het einde van de veengroei, dicht op de Schroonrewoerdse Stroomrug, anders is dan wat standaard kan worden verwacht en dat daar in de top van Hollandveen ook archeologische resten uit de (Midden) Bronstijd aanwezig kunnen zijn.
-
De aanwezigheid van het constructiehout in de top van het Hollandveen in Proefsleuf nr. 9 kan een indicatie zijn dat in de directe omgeving van het onderzoeksgebied, ten noorden van Proefsleuf nr. 9, een archeologische vindplaats kan worden verwacht in de top van het Hollandveen.