Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een bureauonderzoek en boringen in het plangebied Over de Maas, gemeente West Maas en Waal (Gld.).

DOI

De aanleiding voor het archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) in de Maasuiterwaarden ‘Over deMaas’ en ‘Moleneindsche Waard’ is de MER-plichtige zandwinning die voor dit gebied wordt gemaakt in verband met de herziening van het streekplan. De Milieu Effect Rapportage is noodzakelijk omdat men in het gebied tot op grote diepte zand wil gaan winnen. Het IVO bestaat uit vier onderdelen: een bureaustudie, het zetten van boringen en het doen van oppervlaktekarteringen in het te onderzoeken terrein, het verwerken van de verzamelde gegevens en het vervaardigen van een rapportage met illustrerend kaartmateriaal.Aan de hand van alle geanalyseerde gegevens is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op grond van het IVO bevelen wij aan om de oeverwallen te waarderen met een hoge archeologische verwachtingswaarde (gebied IV). Indien hier bodemverstorende ingrepen plaatsvinden zal een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn wat gericht is op de bodemopbouw en datering van de grondlagen.Het gebied tussen de afgesneden Maasmeander en de Doorbraakdijk wordt gewaardeerd met een hoge archeologische verwachtingswaarde omdat hier mogelijk nog een restant van de oude oeverwal aanwezig is (gebied III). Deze is deels aangetast doordat er een dijkdoorbraak heeft plaatsgevonden. In het geval dat in dit deel van het onderzoeksgebied bodemingrepen gaan plaatsvinden zal een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.Voor het restant kronkelwaard kan van een lage archeologische verwachtingswaarde uitgegaan worden omdat het gebied relatief jong is. Als gevolg van de snelle sedimentatie zijn de conserveringsomstandigheden relatief gunstig. Onder dit gesedimenteerde pakket kan (niet organisch) archeologisch materiaal behouden zijn gebleven. Er moet hier rekening gehouden worden met toevalsvondsten.Voor het gebied ten zuidwesten van Moordhuizen, gebied II, is gekozen voor een lage archeologische verwachtingswaarde. Omdat het niet geheel zeker is of mechanismen die bij de Waal en de IJssel een strangenlandschap vormen ook voor de Maas gelden, wordt hier een vervolgonderzoek aanbevolen. Dit vervolgonderzoek zal bestaan uit:• het opsporen van eventuele strangen door middel van een analyse van het AHN.• het bestuderen van een profiel haaks op de dijk, lopende van de dijk tot aan de rivier. Dit kan voorafgaande aan de uitvoeringswerkzaamheden worden gedaan, maar ook tijdens het afkleien.Verder kan men overwegen om zandafzettingen te dateren door middel van OSL (Optisch gestimuleerde Luminiscentie Techniek). Het is niet geheel uit te sluiten dat zich in dit deelgebied depotvondsten uit de Romeinse Tijd bevinden, net als bij het De Lithse Ham.Voor het komgebied in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied, ten oosten van het fort Voorne (gebied I) bevelen we vervolgonderzoek aan dat gericht moet zijn op de hier onder de komkleien mogelijk nog aanwezige oeverwallen en crevasseafzettingen en het bepalen van de ouderdom van deze afzettingen. Voor de rest van het komgebied constateren we tot slot een lage archeologische verwachtingswaarde.Gezien de grote afstand van 400 m tussen de boorraaien bij dit waarderende onderzoek, is het mogelijk dat er archeologisch waardevolle zaken gemist zijn. Daarom is het aan te bevelen om in de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde een intensiever booronderzoek uit te voeren, van 6 tot 10 boringen per hectare. De boringen dienen in een verspringend grid gezet te worden. De doelstelling hierbij is om na te gaan of er nog nederzettingsresten of andere archeologische sporen en/of vondsten aanwezig zijn. Gelet op de soms hoge grondwaterstand en de noodzakelijke boordiepte van minimaal 4 meter is het aan te bevelen om gebruik te maken van een mechanische boor. Daarnaast geniet een tijdstip in de zomermaanden voor het vervolgonderzoek de voorkeur.Ondanks het ontbreken van vondsten tijdens het booronderzoek en de oppervlaktesurvey zal men rekening moeten houden met het aantreffen van losse vondsten tijdens de baggerwerkzaamheden. Het verdient daarom aanbeveling om de ontgronding archeologisch te begeleiden. Deze archeologische vondsten moeten worden gemeld bij de Provinciaal Archeoloog van Gelderland.

Date: 2003

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-XBS-EVNC
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-XBS-EVNC
Provenance
Creator Roller, G.J. de; Ufkes, A.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor b.u.l.k. archeologie, import; Heunks, E.; ARC b.v.
Publication Year 2010
Rights CC0-1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact b.u.l.k. archeologie, import (DANS)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 6569412; 8135; 9161; 822; 4055
Version 1.1
Discipline Humanities