Naam: Soedar KartopawiroAchternaam: KartopawiroGeboorteplaats: LelydorpGeboortedatum: 1924Woonplaatsen: Suriname 1924 - 1966; Frans Guyana 1966 - 1979; Indonesia 1979 - 1980; Suriname 1980 - 1996; Nederland 1996 -Mijn vrouw was degene die mij op het spoor bracht van Frans Guyana. Ze zei: ‘Waarom gaan wij niet naar Cayenne?’ ‘Hoe weet jij over Cayenne?’, vroeg ik haar. Ze zei: ‘Ik heb gehoord dat 'wong londo' (blanken) bij het consulaat van Indonesië om mensen hebben gevraagd die in Frans Guyana willen werken.’Mijn vrouw was familie van Pak Kawit, die met een groep naar Frans Guyana was vertrokken met hulp van het Indonesische consulaat. In die periode hadden heel veel mensen nog de Indonesische nationaliteit. De groep van Pak Kawit bestond uit ongeveer 10 gezinnen die per vliegtuig naar Frans Guyana waren vervoerd. Ze mochten van alles meenemen: huisraad, gereedschap, 'padi' (ongepelde rijstkorrels). Alles werd betaald door de Franse werkgevers.In Cayenne werden ze te werk gesteld op de suikerplantages en in de suikerfabriek. Zij maakten de plantages schoon en plantten opnieuw suikerriet. Door hun komst konden verwaarloosde plantages opnieuw draaien. De groep van Pak Kawit is een heel andere groep dan de groep die met Pak Danoesastro naar Frans Guyana is gegaan. Naar ik heb vernomen was de groep van Danoesastro met de bus vertrokken. Die reis duurde vijf dagen. Zij zijn in Sinnamary terechtgekomen en hebben daar aan landbouw gedaan.
Mijn vrouw en ik vertrokken in 1966. Alleen, niet met anderen. Ik ben in Cayenne terechtgekomen. Daar kreeg ik een kamer in een rijtje arbeiderswoningen en ben ik op de fabriek gaan werken. Mijn leven in Frans Guyana was honderd procent beter dan in Suriname. Ik werkte niet met de andere Javanen die met Pak Kawit daar waren. Zij werkten allemaal in de 'kebon' op de velden.Pak Kawit had voor mij een baan geregeld in een fabriek. Ik werd als mecanicien op handen gedragen. Ik had ervaring met machines en was niet bang om de Franse taal te leren. Ik ben erg leergierig, 'kepingin ngerti' noemen ze dat. Ik kan kleren naaien, ik kan timmeren, ik kan stenen maken, ik kan lassen. In de fabriek heb ik gewerkt met blanken, kleurlingen en zwarte mensen uit Martinique, Guadeloupe, Haïti.
In 1979 besloot ik het in Indonesië te proberen. Ik ging naar mijn zusje – eigenlijk nichtje van mij: de dochter van oom Doelganie met wie ik was opgegroeid. Ik wilde graag in Indonesië blijven en daar een huis bouwen. Mijn zusje was in 1954 in Tongar op West-Sumatra terechtgekomen. Zij had een stukje grond in Jakarta. Zij werkte bij het bedrijf Caltex Company in Pekanbaru: een Amerikaans oliebedrijf. Ze zou met pensioen gaan en daarna wilde ze zich in Jakarta gaan vestigen. Maar mijn vrouw was niet gelukkig in Jakarta, ze voelde zich er niet thuis. Zij wilde graag in Suriname wonen. Ik heb toegegeven aan haar wens en ben in 1980 naar Suriname gegaan.Na één jaar stierf mijn vrouw, ze was pas 43 jaar. In Suriname ontmoette ik mijn huidige vrouw. Zij woonde in Nederland, was net weduwe geworden en was op vakantie. Ik kende haar van vroeger. Indertijd mochten we geen verhouding met elkaar hebben vanwege het leeftijdsverschil. Zij is veertien jaar ouder dan ik. Maar het lot wilde dat wij elkaar weer gevonden hebben. In 1996, om precies te zijn op 4 mei, heb ik mij bij haar gevoegd in Nederland. Toen waren wij nog niet getrouwd. Daar moest nog veel voor geregeld worden.
Ik heb in vier landen gewoond, maar in Indonesië voelde ik me thuis. Ik weet niet hoe het komt. Ik heb Indonesië vaak bezocht. De lange reis vond ik een bezwaar, daar zag ik altijd tegenop. Nu reis ik niet meer, omdat mijn vrouw dat op haar leeftijd niet meer kan opbrengen.
Ik heb voor Nederland gekozen, omdat ik me niet senang voelde in Suriname. Ik had te lang in Frans Guyana gewoond. Ik voelde me ook thuis in Frans Guyana. Ik voelde me geaccepteerd. Er werd niet op mij neergekeken zoals in Suriname. Ondanks het goede leven in Frans Guyana, heb ik ook niet voor Frans Guyana gekozen. Het is daar veranderd. Er zijn veel meer mensen van buiten gekomen: uit Martinique, Haïti. Ik ben nog wel terug geweest om mijn huis terug te zien in 1979, maar de plaats was veranderd.
Date Submitted: 2011-05-10
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.