De aanleiding voor dit onderzoek is de voorgenomen bodemsanering binnen een deel van het plangebied. De realisatie van deze plannen vormt een bedreiging voor de archeologische waarden die mogelijk aanwezig zijn binnen het onderzoeksgebied. Vooronderzoek, bestaande uit een bureau- en booronderzoek in 2017 heeft aangetoond dat in het plangebied resten verwacht worden uit het Laat-Neolithicum tot en met de IJzertijd en de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. De verwachte verstoringsdiepte voor de sanering (circa 0,5 meter onder maaiveld) zou naar verwachting geen archeologische resten raken, er wordt namelijk een plaggendek verwacht. Mogelijk moeten de saneringswerkzaamheden enkele decimeters dieper worden voortgezet, wat zal kunnen leiden tot de verstoring van aanwezige archeologische resten. De bevoegde overheid heeft besloten dat een proefsleuvenonderzoek, variant archeologische begeleiding noodzakelijk is.Het hoofddoel van het proefsleuvenonderzoek variant archeologische begeleiding is veiligstellen van archeologische waarden binnen de grenzen van het werkgebied voor de saneringswerkzaamheden én het toetsen, en indien nodig aanvullen of wijzigen, van de gespecificeerde archeologische verwachting zoals geformuleerd in hoofdstuk 4 van het PvE. Het wetenschappelijk kader van het uit te voeren onderzoek wordt gevormd door het opgestelde PvE1 en de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA).2 De hoofdvraag voor dit onderzoek is:- Wat is de bewoningsgeschiedenis van het onderzoeksgebied en hoe valt dit in een groter kader te plaatsen?Om de centrale vraagstelling te beantwoorden zijn negen onderzoeksvragen opgesteld voor het proefsleuvenonderzoek, variant archeologische begeleiding (zie hoofdstuk 1.6).Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen. Vanwege de geringe afmetingen van de werkput, met name in verticale zin, bleek het niet mogelijk de archeologische verwachting uit het vooronderzoek volledig te toetsen. Het niet aantreffen van een archeologische vindplaats (sporen en/of vondsten) moet daarom niet geïnterpreteerd worden als het niet aanwezig zijn van dergelijke resten. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek en dit proefsleuvenonderzoek geldt binnen het plangebied een lage verwachting voor resten uit het Jong-Paleolithicum, Mesolithicum, de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. Voor het Neolithicum tot en met de IJzertijd en de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd geldt een middelhoge archeologische verwachting. Resten uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd bevinden kunnen worden aangetroffen vanaf de onderkant van het plaggendek. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen worden aangetroffen in de top van het plaggendek.Omdat geen volledig waarderend onderzoek kon worden uitgevoerd adviseert Bodac b.v. binnen het plangebied een regulier proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Met een regulier proefsleuvenonderzoek kan de verwachting voldoende worden getoetst om tot een waarde stelling te komen. Op basis daarvan kan worden besloten of eventueel ander vervolgonderzoek nog noodzakelijk is.Het rapport en bovenstaand selectieadvies is beoordeeld door (de adviseur archeologie van) de gemeente Renkum. De adviseur archeologie van de gemeente Renkum (vervangend regio-archeoloog van Gemeente Arnhem) heeft basis van de inhoudelijke onderbouwing van het selectieadvies heeft besloten deze te onderschrijven en om te zetten in een selectiebesluit.