De gemeente Nuenen c.a. is voornemens op twee percelen aan de noordwestzijde van de dorpskern van Nederwetten woningbouw te realiseren. Momenteel kennen de percelen nog een agrarische bestemming. Voor de woningbouw is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing hiervan, zijn een aantal onderzoeken verplicht, waaronder een archeologisch vooronderzoek. Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. heeft voor onderhavig plangebied reeds een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen uitgevoerd (IVO-Overig).1 De boorresultaten wezen uit dat in het noordwestelijke perceel van het plangebied mogelijk sprake is van een oude beekloop met bijbehorende oever. Op het zuidoostelijke perceel was sprake van een redelijk tot goed intacte hoge zwarte enkeerdgrond. De aanwezigheid in het verleden van een beekloop en de mate van intactheid van de bodem bevestigen de hoge archeologische verwachtingswaarde voor het totale gebied. Naar aanleiding van dit booronderzoek is geadviseerd het terrein nader te onderzoeken door middel van proefsleuven. Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd op 25-28 en 31 maart 2008. In totaal zijn 16 sleuven van 25 bij 4 m aangelegd. De opgraving heeft geen evidente aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een vindplaats binnen het plangebied. Weliswaar zijn enkele sporen aangetroffen en vier scherven handgevormd aardewerk (IJzertijd, mogelijk ook nog Late Bronstijd of Romeinse tijd), die de sporen waaruit ze afkomstig zijn en waarschijnlijk ook de omliggende sporen kunnen dateren in de late prehistorie met een mogelijk uitloop in de Romeinse tijd. De geringe hoeveelheid sporen en vondsten en het ontbreken van structuren evidente wijst niet direct in de richting van een nederzettingsterrein. Daar graven (crematiegraven en inhumaties) niet zijn aangetroffen, lijkt de aanwezigheid van een grafveld evenmin waarschijnlijk. De bodemopbouw binnen het plangebied laat een duidelijke verschil zien tussen het hogergelegen oostelijk deel van het plangebied en het lagergelegen westelijk deel. In het oosten is een humushoudende bovenlaag van 40 tot 80 cm dik aangetroffen. De laag is over het algemeen donkerbruin gekleurd en matig tot sterk humeus en er komen baksteenfragmenten en sporadisch kleine houtskoolfragmenten in voor. Deze laag wordt geïnterpreteerd als een plaggendek. In het noordoostelijk deel van het plangebied komen de dikste plaggendekken voor; naar het westen toe neemt de dikte van het plaggendek af (40 cm). Ook in het uiterste zuiden is het plaggendek vrij dun (40 cm). De aanwezigheid van een oude restgeul in het lagere deel van het plangebied, zoals het vooronderzoek suggereert, blijkt niet uit het proefsleuvenonderzoek. De kleiige en venige lagen die zijn gevonden behoren tot de rand van een beekoverstromingsvlakte. Langs de Dommel en het zijriviertje de Hooijdonckse Beek is er in het verleden waarschijnlijk op gezette tijden kleiig materiaal afgezet. De uitlopers van de overstromingen bereikten waarschijnlijk net het plangebied. De kleiige afzettingen zijn echter naderhand sterk verploegd/vergraven.