In het plangebied zijn twee kijkgaten in de kelder en een werkput in het oostelijke deel van het plangebied aangelegd. In de kelder zijn geen sporen ouder dan de Nieuwe tijd aangetroffen. Dit gaat tegen de verwachting in aangezien bij de Hema, aan de overzijde van Grotestraat 5, sporen van de tabernae met metaalsmeltovens zijn aangetroffen. Een verklaring hiervoor is dat de kelder waarschijnlijk te diep is uitgegraven waardoor deze sporen verloren zijn gegaan.In werkput 1, in het oostelijke deel van het plangebied, zijn wel sporen van de vicus uit de 1e eeuw aangetroffen. Dit betreft een Romeinse pottenbakkersoven. De oven is slechts gedeeltelijk waargenomen, namelijk de verbrande wand (S15) en een deel van de vulling (S21). Op basis van het aardewerk dat is aangetroffen in de oven kan er geconcludeerd worden dat er onder andere terra nigra en terra rubra aardewerk werd geproduceerd in de vicus. De oven bevindt zich onder een donkergrijze cultuurlaag waarin volgens Bogaers een brandlaag van de Bataafse Opstand uit 69-70 aanwezig zou moeten zijn. Bij dit onderzoek zijn slechts houtskoolbrokjes aangetroffen die mogelijk een restant van de Bataafse Opstand zouden kunnen zijn.De sporen van de 1e eeuw, en ook de cultuurlaag, worden oversneden door jongere sporen. De oven wordt oversneden door een spoor met onderin brokken tufsteen (S19). Tegenover dit spoor bevindt zich een tweede spoor met tufsteen (S25). De exacte aard van de sporen is niet met zekerheid te concluderen. Dit zouden losse palen kunnen zijn, maar ze zouden ook deel kunnen uitmaken van een doorlopende wand of beschoeiing. Bovenop de sporen bevindt zich een laag die behoort tot een het wallichaam. Direct ten westen bevindt zich een uitbraakspoor van een muur. Onder in zijn nog enkele grote brokken tufsteen aangetroffen die geïnterpreteerd worden als breukstenen/restanten van de muur of fundering. Op een afstand van circa 2 meter van het uitbraakspoor (S30 en S34) bevindt zich een spoor (S36) wat als greppel (mogelijk als spitsgracht) geïnterpreteerd kan worden. Deze sporen zijn onderdeel geweest van de verdedigingswerken van het 4e-eeuwse castellum.De onderzoeksresultaten van het archeologisch onderzoek sluiten nateloos aan met de waarnemingen van Bogaers uit 1966. De vlaktekening van Bogaers van de oostelijke proefsleuf kunnen zo worden geplot dat circa de helft van de oven duidelijk wordt.