Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Bijenlaan te Leersum. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een aantal flexwoningen.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1000 m2 met een verstoringsdiepte van ca. 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.
Het plangebied ligt op een Gordeldekzandwelving met daarin een hoge zwarte enkeerdgrond. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.
Voor het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum geldt een middelhoge verwachting. Hoewel er in de directe omgeving van het plangebied geen resten uit deze periodes bekend zijn, betreft het wel een gebied die als gunstige woonlocatie kon fungeren. Resten uit deze periodes zullen zich voordoen in eventuele E-, of B-horizonten, welke onder het verwachte esdek nog intact kunnen zijn en tevens door het esdek beschermd tegen recente verstoringen.
Voor het Neolithicum tot en met de Romeinse Tijd geldt een middelhoge verwachting. Ook voor deze periodes geldt dat er weinig resten bekend zijn in de directe omgeving van het plangebied (met uitzondering van twee IJzertijd vindplaatsen circa 200 meter noordwaarts), maar ook hier was het plangebied een gunstige woonlocatie. Resten uit deze periodes zullen zich onder het esdek bevinden, voornamelijk uit grondsporen bestaan, en kunnen tot diep in de C-horizont reiken.
Voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting. Het plangebied ligt 200 meter van de historische kern vandaan. Net buiten de historische kern is een IJzertijd/Middeleeuwen vindplaats aangetroffen, maar buiten dat deel zijn er geen onderzoeken geweest tussen het plangebied en de historische kern. Het is dus nog onduidelijk hoever de bewoning zich doortrekt, en het is dan ook goed mogelijk dat er binnen het plangebied sprake is van bewoning. Aangezien er ook veel keramiek vondsten uit de Middeleeuwen bekend zijn in de directe omgeving van het plangebied, geldt er een hoge verwachting. Resten uit deze periodes zullen zich voordoen in het esdek, maar ook mogelijk onder het esdek.
Bodemgaafheid: op basis van de bekende gegevens is het zuidelijke deel van het plangebied mogelijk verstoord door de weg die in de 19e en 20e eeuw door dat deel van het plangebied liep. Verder zijn er geen aanwijzingen dat de bodem binnen het plangebied is verstoord.
Het natuurlijke bodemtype is in het hele plangebied verstoord. Er is sprake van een esdek met daaronder direct de C-horizont.
Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan.
Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Hiermee kan echter niet worden uitgesloten dat er geen archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn, aangezien niet bekend is hoe diep de C-horizont is verstoord. Kijkend naar de onderzoeken in de omgeving van het plangebied is de top van de C-horizont aangetroffen tussen 5,5 en 5,7 meter +NAP (ten oosten, waardoor de top van de C-horizont in dit onderzoek op dezelfde diepte verwacht wordt) en tussen 5,48 en 5,52 meter +NAP (ten zuiden, waar de top van de C-horizont in principe lager zou moeten liggen dan in dit onderzoek) terwijl de top van de C-horizont hier tussen 4,82 en 5,43 meter +NAP is aangetroffen. Conclusie is hierdoor dat de top van de C-horizont toch minimaal 20 tot 30 centimeter verstoord is, of wellicht zelfs meer, waar dit in het zuidelijke deel van het plangebied zelfs 70 tot 80 centimeter is. Hierdoor is de verwachting dat alleen zeer diepe sporen nog kunnen worden aangetroffen in het noordelijke en centrale deel van het plangebied, waarbij de informatiewaarde minimaal zal zijn en daardoor ook niet opweegt tegen de kosten die dit mee brengt.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
Bovenstaande vormt een selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit advies nog niet betekent dat in deze fase van het vergunningsverleningstraject reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek dienen vooraleerst te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Utrechtse Heuvelrug). Deze neemt een definitief selectiebesluit aangaande de vrijgave van het plangebied voor verdere ontwikkeling zoals omschreven in de vergunningsaanvraag.
Er is getracht een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.