SamenvattingOp 9 oktober 2014 heeft Transect b.v. ontgravingen voor een verdiepte binnentuin en een insteekhaven voor een boothuis begeleid, behorend bij een nieuw te realiseren villa. Eerder in hetzelfde jaar heeft Transect hiervoor een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd (Pape & Kerkhoven 2014). Hieruit kwamen indicaties naar voren dat in het plangebied op 60 tot 90 cm –Mv mogelijk sprake zou zijn van een archeologisch niveau. Het zou om een veraard en compact veenniveau gaan, met brokjes klei c.q. leem, spikkels/brokjes rood-oranje aardewerk/baksteen en een grindje. Dit zou indicatief zijn voor de aanwezigheid van een archeologisch niveau met mogelijk nederzettingsresten of sporen van landgebruik uit de Middeleeuwen (450-1.500 na Chr.).Tijdens de archeologische begeleiding is op deze diepte inderdaad een archeologisch niveau aangetroffen (op circa 60 cm –Mv). Het betreft echter een spoor dat waarschijnlijk verband houdt met een 18e/19e-eeuwse dijk. Hiervoor zijn verschillende aanwijzingen. Ten eerste ligt het spoor direct aan de oeverzone van het Braassemermeer en loopt het hier parallel aan. Ten tweede bestaat het uit gestort puin- en ophogingslagen. Deze bevatten verschillende, soms zeer dichte, concentraties baksteenpuin. De datering van het spoor is gebaseerd op het tussen het baksteen aangetroffen aardewerk en enkele vondsten die in de overgangszone van het spoor naar het Hollandveen zijn aangetroffen, waaronder een ketel van een ovoïde kleipijp, die in de tweede helft van de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw kan worden gedateerd.Het Braassemermeer is een natuurlijk gevormd meer, dat oorspronkelijk veel kleiner was. Door de veenontginningen stroomde er steeds meer water richting het meer, waardoor de omvang als gevolg van oeverafslag verdubbelde. In de 17e eeuw werden dan ook dijken rond het meer aangelegd. Als gevolg van dijkdoorbraken in de 18e eeuw is meer landinwaarts een nieuwe dijk gebouwd, te weten de Woudse Dijk.Concluderend is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek niet uitgekomen, althans niet voor wat betreft middeleeuwse nederzettingsresten en sporen van landgebruik. Dat deze niet zijn aangetroffen, hangt mogelijk samen met de wat excentrische ligging ten opzichte van het oude ontginningslint. Wel is vastgesteld dat in het onderzoeksgebied in de 18e /19e eeuw sprake was van een dijk/waterkering. Mogelijk dat het spoor verband houdt met dijkreparaties of dijkversterkingen als gevolg van de 18e-eeuwse dijkdoorbraken.