In oktober 2015 is in opdracht van Wibaut Projectontwikkeling een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan Brederoodseweg 41 te Santpoort-Zuid, gemeente Velsen. Het onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de richtlijnen van de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.3). De aanleiding tot het bureauonderzoek werd gevormd door geplande bodemverstorende werkzaamheden die een bedreiging vormden voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Het doel van het onderhavige onderzoek was het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied.Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een grote kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. In de eerste plaats kunnen deze bestaan uit resten die te relateren zijn aan het nabij gelegen kasteel Brederode. Dit kunnen bijvoorbeeld sporen van landgebruik, verdedigingswerken en belegeringen zijn. Gezien de nabijheid van het kasteel is het onwaarschijnlijk dat zich grootschalige gebouwen of constructies zich binnen het plangebied bevinden. In de directe omgeving zijn ook vondsten uit de Romeinse Tijd aangetroffen. Een vindplaats uit deze periode kan daarom niet onwaarschijnlijk worden geacht.Onbekend is in hoeverre het terrein door de huidige bebouwing verstoord is. Gezien het gebruik als weiland kan dit gering zijn. De verwachtingswaarde voor het plangebied is hiermee hoog en daarom wordt aanbevolen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Gezien de verwachte aard van de eventueel aanwezige archeologische resten en de recente ontwikkelingen op het terrein is het aan te bevelen dit uit een verkennend booronderzoek te laten bestaan, om zo de intactheid van de bodemopbouw in het plangebied vast te kunnen stellen. Doel dient te zijn om de geologische en geomorfologische opbouw van het plangebied vast te kunnen stellen en (eventuele) verstoringen in kaart te brengen. Op basis van dit onderzoek kan bepaald worden of het terecht is dat archeologische resten verwacht worden. Daarbij dient benadrukt te worden dat in deze regio een booronderzoek over het algemeen bij deze ondergrond en verwachting niet het juiste middel is om de aan- of afwezigheid van archeologische resten vast te stellen. De trefkans door middel van een booronderzoek is vrij klein, terwijl de verwachting juist vaak hoog is. Het aanbevolen booronderzoek is dan ook niet in de eerste plaats gericht op het opsporen en in kaart brengen van archeologische resten, maar is een middel om na te gaan in hoeverre de bodemopbouw nog intact is. Wanneer door dit onderzoek blijkt dat de bodem (deels) onverstoord, is zal vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.
Argo 80