ADC ArcheoProjecten heeft in de periode van 11 tot en met 18 november 2008 een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in het plangebied Gebroekerstraat, Peutenweg, Groenstraat en Gildelaan te Echt (gemeente Echt-Susteren).Aanleiding tot dit onderzoek is een bestemmingsplanwijziging in verband met toekomstige nieuwbouw. Bij het onderzoek zijn archeologische resten aangetroffen.Op basis van de resultaten van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, is geconstateerd dat er mogelijk resten van bewoning in de ondergrond bewaard zijn gebleven. Hiernaast zijn in de nabije omgeving van het plangebied meerdere archeologische vindplaatsen en vondsten bekend uit het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen.De mogelijk aanwezige resten dreigen door een bestemmingsplanwijziging en de daarmee gepaard gaande bodemingrepen, verloren te gaan. Door de Provincie Limburg is dan ook aangegeven dat het plangebied nader moet worden gewaardeerd door middel van een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-p), voordat het bestemmingsplan kan worden goedgekeurd.Het doel hiervan is om vast te stellen of er binnen de grenzen van het plangebied een behoudens-waardige archeologische vindplaats aanwezig is en een waardering van deze vindplaats op te stellen. De waardering van de vindplaats geschiedt op basis van de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de aangetroffen resten.Het onderzoek in het plangebied wordt uitgevoerd in drie fasen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek zijn tien proefsleuven aangelegd in het oostelijke gedeelte van het plangebied. Door middel van deze proefsleuven is vastgesteld dat onder de bouwvoor een oude akkerlaag aanwezig is en het oostelijke gedeelte van het onderzoeksgebied verstoord is. In het westelijke gedeelte van het onderzoeksgebied zijn in de proefsleuven greppels en (paal)kuilen waargenomen. Dit is een indicatie dat het terrein vroeger mogelijk als nederzetting in gebruik is geweest. Uit welke periode de sporen afkomstig zijn is niet duidelijk, omdat er geen aardewerk in is aangetroffen dat de sporen kan dateren. De sporen zijn door de verbruining – een proces waarbij een gedeelte van de bodem bruin wordt - slecht zichtbaar. Dit komt doordat de sporen ook mee verbruinen en dus dezelfde kleur krijgen als de bodem, waarin ze worden aangetroffen.Het aardewerk dat is aangetroffen in de oude akkerlaag is afkomstig uit verschillende perioden, daterend van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het grootste gedeelte van het aardewerk is echter afkomstig uit de Bronstijd/Ijzertijd en de Late Middeleeuwen. Hierdoor is het aannemelijk dat de sporen ook uit een van deze perioden afkomstig zijn.Verder onderzoek van de sporen kan nieuw licht doen werpen op de, tot nu toe slecht belichte, ontstaansgeschiedenis van Echt en omgeving. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geadviseerd om op het westelijke gedeelte van het onderzoeksgebied verder vervolgonderzoek te laten plaats vinden.