Het plangebied ligt in het archeologisch landschap 'Rijn-Maasdelta', in de landschapszone overstromingsvlakte. Het pleistocene oppervlak bestaat uit dekzand dat ongeveer tussen 0 m en -2 m NAP ligt. Het dekzand is afgezet met een golvend reliëf en mogelijk bevinden zich één of twee dekzandruggen in het plangebied. Op het dekzand ontwikkelt zich vanaf het Laat Neolithicum veen. In de Middeleeuwen en mogelijk al in de Romeinse tijd zijn hierop komafzettingen uit het Vecht-Angstel systeem gevormd.
In de Late Middeleeuwen is het veenweidegebied ten noorden van Utrecht ontgonnen. Op een 17e eeuwse verkavelingskaart en op het kadastrale minuutplan van begin 19e eeuw is het plangebied onbebouwd en (vermoedelijk) als weiland in gebruik. In de Tweede Wereldoorlog wordt langs de zuidkant van het plangebied een Duitse linie aangelegd met geschut en een tankgracht. De wijk Overvecht wordt in de jaren 50 tot begin jaren 70 van de 20e eeuw ontwikkeld en daartoe wordt de bodem afgegraven en daarna opgespoten.
In het plangebied zijn vijftig handboringen gezet, zo mogelijk tot in het dekzand. De einddieptes van de boringen liggen tussen 250 en en 400 cm -mv.
Het booronderzoek bevestigt dat de natuurlijke ondergrond bestaat uit dekzand waarop veen en komafzettingen liggen. De top van het dekzand is bij negentien van de vijftig boorpunten intact. De top van het dekzand ligt tussen 180 en 390 cm -mv (-30 en -221 cm NAP). Bij achttien boorpunten is de top van het dekzand nog (deels) intact en herkenbaar aan resten van B-horizonten. Bij één boorpunt is alleen nog een (vermoedelijke) A-horizont aanwezig.
Bij negen boorpunten wordt het dekzand afgedekt door intact veen. Bij zeven boorpunten ligt op het veen nog een laag intacte komafzettingen. De top van de komafzettingen ligt tussen 160 en 225 cm -mv (-5 en -66 cm NAP). De komafzettingen zijn 10 tot 20 cm dik.
Bij eenendertig boorpunten is de bodem verstoord tot in de top van het dekzand, tot onder het niveau van de (eventuele) podzol B-horizont.
Daar waar de top van het dekzand intact is, kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit het Laat Paleolithicum tot en met het Midden Neolithicum. Bij zeven boorpunten wordt bij aanleg van het nieuwe riool gegraven tot binnen 30 cm van de top van het dekzand. Deze zone waar mogelijk archeologische resten worden vergraven is met rode lijn gemarkeerd in de figuur achterin het rapport. In totaal gaat het om tracés met een gezamenlijke lengte van 370 m.
Waar de top van de komafzettingen intact is, is vermoedelijk het oorspronkelijke oppervlak nog grotendeels intact en dat betekent dat resten van een tankgracht en een geschutsopstelplaats uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig kunnen zijn. Dit niveau wordt mogelijk vergraven bij twee boorpunten in de Van Brammendreef. In een tracé van ongeveer 171 m worden deze mogelijke archeologische resten vergraven. Zie de groene lijn in de figuur achterin het rapport.
Aanbevolen wordt om, indien door planaanpassing het niet mogelijk is de vergraving van de potentiële archeologisch niveaus te vermijden, nader onderzoek te doen om te bepalen of archeologische resten aanwezig zijn en zo ja wat daarvan de waarde is.
Aanbevolen het onderzoek te combineren met het civiele graafwerk. Dat betekent dat het onderzoek wat betreft de proefsleuven wordt uitgevoerd als variant begeleiding. De boringen of proefputten kunnen daarbij in de (riool-) sleuven worden gezet.
De werkwijze van het onderzoek dient vastgelegd te worden in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat bij de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen op plaatsen en dieptes waar die niet worden verwacht. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met de Erfgoedwet. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente Utrecht.
Selectiebesluit door bevoegde overheid, afd. Erfgoed gemeente Utrecht (15 mei 2025):
“Er hoeft geen archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. Na oplevering van het boorrapport door bureau van archeologie, is bekend geworden in hoeverre de riolen worden aangelegd binnen de sleuven van de huidige, nog te verwijderen, riolen. Bij de meeste van de in het rapport aangewezen delen die in aanmerking komen voor vervolgonderzoek blijkt nu dat de nieuwe riolen op de plaats van de oude riolen komen of op een hoger niveau waarbij geen archeologische resten bedreigd worden.”