Beekduinen in de polders Oosterland en Lappenvoort nabij Haren en Eelde Beekduinen in de polders Oosterland en Lappenvoort nabij Haren en Eelde

DOI

Voor alle 16 onderzoekslocaties heeft het onderzoek aangetoond dat het gaat om hoger gelegen dekzandkoppen en -ruggen binnen het beekdal van de Oude Aa. De bovengrond binnen het onderzoeksgebied bestaat uit een bouwvoor/verstoorde laag (meestal veraard veen en soms humeus zand of klei). Gemiddeld is deze laag 0,3 m dik, waarbij de dikte veelal varieert tussen 0,1 en 0,9 m. Op de hoogste delen van de onderzoekslocaties ligt de top van het dekzand vaak direct onder bouwvoor/verstoorde laag. Elders is het dekzand afgedekt door jongere afzettingen, bestaande uit een wisselende opbouw van (soms) klei, veen en verspoeld (dek)zand. De top van het dekzand vormt het archeologisch relevante niveau voor de steentijd en is binnen het onderzoeksgebied nog grotendeels intact. Het dekzand ligt veelal op een diepte tussen 0,1 en 1,0 m -mv (0,57 m +NAP en 0,89 m -NAP) en soms dieper tot 1,65 m -mv (1,01 m -NAP). In de top van het dekzand is vaak een (restant van een) podzolbodem aanwezig, maar het komt ook voor dat zich geen podzolbodem heeft ontwikkeld.Op alle locaties zijn aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen uit de steentijd, in de vorm van houtskool en artefacten van vuur - en natuursteen. Alleen een naaldvormige spits afkomstig van locatie I kan worden gedateerd uit het laat mesolithicum. Behalve vuur - en natuursteen zijn ook enkele fragmenten terpaardewerk uit de periode ijzertijd-Romeinse tijd en middeleeuws (kogelpot)aardewerk uit de vroege tot late middeleeuwen gevonden. Binnen onderzoekslocatie P zijn ook enkele fragmenten aardewerk uit de midden tot late bronstijd of mogelijk ouder aangetroffen. De archeologische verwachting is voor alle locaties daarom zeer hoog. Uit het onderzoek blijkt dat het voor de archeologische verwachting niet relevant is of zich in de top van het dekzand een podzolbodem heeft gevormd.Alle 16 onderzoekslocaties worden beschouwd als potentieel archeologisch waardevol. De aangetroffen archeologische indicatoren duiden op bewoning gedurende de steentijd en mogelijk ook tijdens de late prehistorie tot in de middeleeuwen. Op basis van het huidige onderzoek is het echter niet mogelijk om begrenzingen van de vindplaatsen te bepalen. De gehanteerde dichtheid van de karterende boringen (circa 21 per hectare) is geschikt om grotere steentijdvindplaatsen (> 1000 m2) met een matig-hoge vondstdichtheid (> 80 vondsten per m2) op te sporen . Kleinere vindplaatsen of vindplaatsen met een lage vondstdichtheid kunnen hiermee worden gemist. Bovendien is te verwachten dat de vindplaat sen zich ook uitstrekken tot buiten de onderzoekslocaties, op de flanken van de dekzandopduikingen, waar archeologische resten zullen zijn afgedekt door organische beekdalafzettingen en nog beter bewaard kunnen zijn gebleven. Ook kunnen binnen het plangebied nog afgedekte dekzandkoppen aanwezig zijn die niet in het hoogtebeeld van het AHN4 herkenbaar zijn.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/CMV9SL
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/CMV9SL
Provenance
Creator B.I. Hoof, van
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Functioneel Applicatiebeheer GBO
Publication Year 2025
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Functioneel Applicatiebeheer GBO (BIJ12)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf; application/gml+xml; application/octet-stream; application/zip
Size 2155312; 258255; 6006; 3349; 2406; 134873; 90403; 176559; 3281723; 167111; 23676; 10121; 4409; 219263; 3882; 6480; 5381; 3814; 322258; 2356502; 1738872; 7044361; 50424; 90300
Version 1.0
Discipline Humanities