In opdracht van de Archiventura Holding b.v heeft Transect b.v. in februari 2019 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Hoofdstraat 62 en 66 te Best (gemeente Best). De aanleiding voor het onderzoek is het voornemen om de huidige bebouwing te slopen en nieuwbouw woningen te realiseren. Voor het bouwplan is een omgevingsvergunning aangevraagd, in welk kader ook archeologisch onderzoek is vereist. Volgens het bestemmingsplan ('Parkeernormen en Archeologie 2017') is namelijk sprake van een archeologische waarde (Waarde-Archeologie 3), waarbij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en een planoppervlak groter dan 250 m², archeologisch onderzoeksplichtig zijn. De voorgenomen plannen overschrijden deze grenswaarden (oppervlakte ca. 3.200 m2 en 80 cm -Mv)Allereerst is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureau- en booronderzoek. Op basis van de resultaten hiervan geldt in het plangebied een (middel-)hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf een diepte van ca. 60 cm -Mv uit de periodes Laat-Paleolithicum t/m Nieuwe tijd. Deze verwachting is gebaseerd op de landschappelijke ligging van het plangebied op de helling van een dekzandrug, de aanwezige archeologische waarden in de omgeving en de resultaten van het booronderzoek. Ook is het plangebied gelegen in de historische kern van Best, dat in de 13e eeuw is ontstaan. Daarmee geldt in het bijzonder een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Late-Middeleeuwen t/m de Nieuwe tijd. Aan de hand van het vooronderzoek is geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren om de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen. Dit advies is door de gemeente overgenomen.Het vervolgonderzoek heeft plaatsgehad in de vorm van een proefsleuvenonderzoek en is uitgevoerd conform de eisen van de bevoegde overheid en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 4.1 (KNA 4.1).Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn zeven spoornummers uitgedeeld, verdeeld over vier werkputten met afmetingen van 20 x 4 m. Het betreft twee (mogelijke) paalkuilen, twee kuilen, twee bakstenen waterputten en een sloot / watervoerende greppel en zijn aangetroffen in de afgetopte natuurlijke ondergrond (dekzand). De sporen zijn op basis van vondstmateriaal, historisch kaartmateriaal en uiterlijke kenmerken gedateerd in de Nieuwe tijd of zijn zelfs (sub-)recent. Vondstmateriaal is alleen in de sloot (spoor 1) gevonden. Van spoor 5 (waterput) is een baksteenmonster genomen. Het vondstmateriaal uit de sloot omvat drie keramiekscherven (roodbakkend aardewerk, steengoed en faience), vijf baksteenbrokjes, een fragment glas en een fragment van een pijpaarden steeltje. De kleine hoeveelheid vondsten verkeerd in matige staat. Zo is bijvoorbeeld zeer weinig overgebleven van de gebruiksvoorwerpen waar de keramiekscherven eens onderdeel van uitmaakten. De vondsten leveren weinig kenniswinst op, behalve dat deze algemeen in de Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd te dateren zijn.Werkputten 1, 3 en 4 bevatten veel recente verstoringen op het archeologische vlakniveau die zijn veroorzaakt door de aanwezigheid en sloop van voormalige bebouwing in het plangebied. Op basis van deze verstoringen en de kleine hoeveelheid nieuwetijdse / (sub-)recente sporen kan niet worden gesproken van een behoudenswaardige vindplaats binnen het plangebied. De sloot / watervoerende greppel is teruggevonden op de Kadastrale Minuut, de twee waterputten kunnen niet gerelateerd worden aan andere sporen binnen het plangebied, de twee (mogelijke) paalkuilen zijn slechts 2 resp. 4 cm diep (slechte verticale gaafheid) en de twee kuilen zijn vermoedelijk (sub-)recent. De sporen leveren nauwelijks kenniswinst op met betrekking tot het verleden van het plangebied.Ook de bodemopbouw in het plangebied is grotendeels verstoord. Twee van de zeven bestudeerde profielen zijn nog intact, waarbij van boven naar beneden een bouwvoor (spoor 1000), een gebioturbeerd esdek (spoor 2000) en de natuurlijke ondergrond (spoor 3000, bestaande uit dekzandafzettingen) aanwezig zijn. Podzolering werd echter niet aangetroffen in de bestudeerde profielen. Twee andere profielen bestaan uit de bouwvoor, direct gelegen op dekzand. De overige drie profielen kennen een verstoorde bovenlaag, die zich op het dekzand bevindt.In het vooronderzoek werd vastgesteld dat in het plangebied sprake is van een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Late-Middeleeuwen tot de Nieuwe tijd en voor de perioden Paleolithicum - Vroege-Middeleeuwen 'middelhoog', vanwege de verstoorde / vergraven top van het dekzand. Deze verwachtingen ('hoog' en 'middelhoog') kunnen naar aanleiding van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek worden bijgesteld naar 'laag' voor alle perioden.Het selectieadvies betreft het vervolgtraject, bestaande uit (1) het vrijgeven van het plangebied; (2) het behoud (fysiek beschermen); of (3) opgraven. Het selectieadvies wordt voorgelegd aan de bevoegde overheid, die uiteindelijk een selectiebesluit moet nemen. Op basis van tabel 2 en de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is geen sprake van behoudenswaardige archeologische restanten in het plangebied. Wij adviseren dan ook om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Tot slot wordt vermeld dat de initiatiefnemer bij het aantreffen van archeologische waarden in het plangebied de bevoegde overheid moet inlichten volgens de Erfgoedwet. Een proefsleuvenonderzoek is immers een steekproef.