Roermond Plangebied Kaleidos Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)

DOI

Ten behoeve van de mogelijke realisatie van woningbouw ter plekke van plangebied Kaleidos is er een karterend booronderzoek uitgevoerd naar mogelijke resten uit de steentijd en/of uit de bronstijd/ijzertijd.BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserendveldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in hetplangebied Kaleidos (voorheen De Leigraaf) te Roermond. Aanleiding voor hetonderzoek is het plan een nieuwe villawijk te realiseren met hieraan gerelateerdgrondgebruik en inrichting.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een Pleniglaciaalrivierterras van de Maas of de Roer ligt. Het rivierterras is gedurende het LaatGlaciaal op verscheidene locaties afgedekt door dekzand. Op de plekken waar“Hochflutlehm” is afgezet ontbreekt het dekzand of wordt deze afgedekt. In hetnoordelijke en oostelijke deel van het plangebied zijn gedurende de Late Dryas ofhet Vroeg-Holoceen daarnaast rivierduinen ontstaan met zand dat afkomstig isvanuit het droogstaande Laat-glaciale Maas- en Roerdal. Bodemkundig wordenvolgens de bodemkaart van Nederland in het plangebied zowel bodems met eenduidelijke profielontwikkeling (holtpodzolbodems) als bodems zonder duidelijkeprofielontwikkeling verwacht (gooreerd- en vorstvaaggronden). Binnen en in denabije omgeving van het plangebied zijn diverse waarnemingen bekend. In hetzuidelijke deel van het plangebied zijn voornamelijk losse vondsten uit desteentijd, crematiegraven (onderdeel van een grootschalig urnenveld) uit de latebronstijd tot en met de ijzertijd en gebruiksvoorwerpen in combinatie metaanwijzingen voor een weg uit de Romeinse tijd en de middeleeuwen bekend. Inhet centrale lager gelegen deel van het plangebied zijn binnen het plangebiedvoornamelijk archeologische resten uit het neolithicum en in mindere mate uit deRomeinse tijd bekend. Grenzend aan het noordelijke deel van het plangebied zijnaanwijzingen voor de Nederrijnse grafheuvel-cultuur waargenomen.Voor het plangebied geldt een hoge verwachting op het aantreffen vanarcheologische resten vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd B.Specifiek geldt er een zeer hoge verwachting op kleinschalige jacht- en/ofverzamelaarskampementen uit de steentijd nabij de zuidelijk gelegen terrasrand,nederzettingsterreinen uit het neolithicum tot en met de middeleeuwen metbijbehorende grafheuvels, inhumatiegraven of urnenvelden en mogelijk restenvan een Romeinse weg van Xanten naar Heerlen of een zijweg daarvan.Daarnaast worden er boerderijen en/of landbouw gerelateerde complextypen uitde middeleeuwen en de nieuwe tijd verwacht. Voor een mogelijk afgegravenlaagte in het zuidoostelijke deel van het plangebied geldt een lage totmiddelhoge verwachting tot en met de nieuwe tijd B. Vanwege het ontbrekenvan bebouwing op historisch kaartmateriaal geldt een lage verwachting op hetaantreffen van archeologische resten uit de nieuwe tijd C.Uit het veldonderzoek blijkt dat binnen het plangebied in totaal 17 mogelijkevindplaatsen aanwezig zijn. Voor een opsomming van de vindplaatsen wordtverwezen naar subparagraaf 3.5.2. De vindplaatsen staan op deverwachtingskaart aangegeven als gebieden met een hoge verwachting. Deoverige delen binnen het plangebied krijgen, met uitzondering van het uiterstwestelijke deel van het plangebied, een middelhoge verwachting op hetaantreffen van archeologische resten uit alle perioden vanaf het laat-paleolithicum/mesolithicum tot en met de nieuwe tijd B. Ter plekke van hetoorspronkelijke bebouwde kavel aan de Heinsbergerweg kan de hogeverwachting worden bijgesteld naar een lage verwachting. Op deverwachtingskaart staat daarnaast het oorspronkelijke wegenpatroonaangegeven als zones met een hoge verwachting vanaf de Romeinse tijd. Ookstaat de locatie van de graft (oude terrasrand) aangegeven als eencultuurhistorisch waardevol relict.Op grond van bovenstaande conclusies adviseert BAAC bv om bodemverstorendeingrepen in het gehele plangebied, met uitzondering van een voormaligbebouwd perceel aan de Heinsbergerweg, te vermijden. Indien het plangebiedtot de voorgenomen diepte (tot in de beddingafzettingen van de Roer) verstoordgaat worden, dan is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.In eerste instantie adviseert BAAC bv om de zeventien omschreven vindplaatsennader te onderzoeken. Voor de gebieden waarvoor een hoge verwachting geldtop het aantreffen van archeologische resten uit de steentijd wordt geadviseerdeen intensieve oppervlaktekartering in combinatie met een waarderendbooronderzoek uit te voeren (vindplaatsen 4, 13, 15 en 17). Het booronderzoekdient geschikt te zijn voor het waarderen van jager-verzamelaarskampementen ineen voornamelijk zandige ondergrond. Voor vindplaats 13 wordt geadviseerdvoor de gehele vindplaats een waarderend booronderzoek in de vorm van een5x5 m verspringend grid uit te voeren. Voor de overige vindplaatsen geldt dat bijbodemverstorende ingrepen een waarderend proefsleuvenonderzoeknoodzakelijk is, waarbij tenminste 5% van het areaal van de vindplaatsenvlakdekkend wordt onderzocht. Binnen de contouren van de grootschaligevindplaats 8 wordt geadviseerd om tijdens het proefsleuvenonderzoek de nadruk te leggen op de afzonderlijk beschreven vindplaatsen 9 tot en met 17.Indien blijkt dat er aanwijzingen zijn voor nederzettingen, urnenvelden,huisplaatsen, wachttorens, villaterreinen en/of nederzettingsterreinen of anderecomplextypen dan verdient het aanbeveling om de direct aangrenzendegebieden met een middelhoge verwachting mee te nemen in hetproefsleuvenonderzoek. Hierdoor kunnen eventueel behoudenswaardige complextypen in hun geheel in beeld worden gebracht. In ogenschouw nemende de gemeentelijke doelstellingen om de landschappelijke opbouw van de gemeente Roermond (nog) beter in kaart te brengen, adviseert BAAC bv om tijdens het proefsleuvenonderzoek op diverse (geschikte) locaties paleogeografische dateringen uit te voeren. Te denken valt aan OSL-dateringen in de toppen van het aanwezige rivierduin- of dekzand, een zware-mineralen-analyse ten behoeve van de herkomst van het beddingzand (Roer of Maas) en/of een pollenanalyse in de basis van een eventueel humeuze opvulling van het aanwezige ven.

Date: 2011-11-28

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-26v-2gen
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-26v-2gen
Provenance
Creator BAAC BV; C.C. Kalisvaart
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor C.C. Kalisvaart; L.A. Tebbens; M.J. van Putten; R.F.B. Isarin; BAAC bv
Publication Year 2012
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact C.C. Kalisvaart (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 12155; 11553; 962; 5128; 29369585
Version 1.0
Discipline Humanities